Hoop is een illusie

9 1 0
                                    

Fedra wandelt enkele meters voor me. Ik zie hoe haar kastanjebruine haar zachtjes heen en weer schudt bij elke stap die ze zet, als een golvende oceaan van zachtheid en kokosgeur. Ik wil iets zeggen, haar roepen, haar aanraken ... maar ze is niet alleen. Een andere jongen voegt zij bij Fedra. Hij is knap, heel knap. Ik zie hoe hij Fedra kust, hoe zijn verderfelijke lippen zich vergrijpen aan de boterzachte lippen van mijn godin. Fedra lacht en draait zich plots om. Daar sta ik dan met mijn mond vol tanden... alsof ik haar sta te begluren! Ze lacht naar me en ik wil terug lachen. Maar haar lach is venijning, is giftig, ze lacht me gewoon uit. In haar bruine ogen brandt een donker vuur. Ze lacht met wie ik ben, het miserabele leven dat ik leid en de weinige vrienden die me nog resten. Ze lacht vooral met de pathetische illusie die ik in mijn hoofd had. 'Ik wil je niet, wou je niet, en zal je nooit willen. Niemand wil jou, Jonas!' , spuugt ze me toe. Vervolgens draait ze zich om, grijpt de hand vast van de vreemde jongen en wandelt weg. Ik blijf alleen achter. Alleen op een eiland in een zee van duisternis. Elke dag komt het water hoger. Elke dag is het pompen of verzuipen ... tot ik verdrink.

De veel te opgewekte Samsung – toon slaat mijn droom aan diggelen. Hoewel, het leek meer op een nachtmerrie. Fedra's woorden zinderen nog na terwijl ik de slaap uit mijn ogen wrijf. 'Niemand wil je hebben, Jonas!'. Ik probeer mezelf wakker te krijgen terwijl de gitzwarte Samsung Galaxy Ace die inmiddels aan zijn vierde levensjaar bezig is, tevergeefs om aandacht krijst. Het is ondertussen 6 maanden en 3 dagen geleden dat ik Fedra voor het laatst zag. Ik dwing mezelf uit bed en weet de gillende gsm eindelijk tot stilte te brengen. Hoe laat was het nu weer? Het kan natuurlijk weer niet anders, ik zet net een alarm af maar weet niet hoe laat het is. Alsof de wereld me in m'n gezicht uitlacht. Het levenloze scherm licht op: 7:00. Waarom ben ik in hemelsnaam zo vroeg opgestaan? Plots daagt het me, alsof het al die tijd in mijn gedachten sluierde maar nu pas actief werd. Ik moet vandaag naar school, de vakantie is gedaan! Onmiddellijk is mijn dag verpest. In deze koude winterdagen zou ik niets liever doen dan me opsluiten in mijn kamer tot de zomer terug is ... hoewel het voor mij altijd winter zal blijven. Maar een keuze heb ik niet, ik moet naar school. Ik bedoel: wat is er nou toffer dan in hartje winter om 7u op te staan, door vrieskou te fietsen, een hele dag lessen te volgen die me geen moer kunnen schelen en vervolgens naar huis te gaan om me daar de rest dag op te sluiten tot de nacht valt? Als mijn leven een programma was op televisie, zouden mensen spontaan hun tv verkopen. In ieder geval, ik sleep mezelf van de trap. De houten treden kreunen protesterend, alsof zij ook liever hadden dat ik had blijven liggen. Eens beneden hijs ik mezelf in mijn kleren, was ik mezelf en begin aan het ontbijt. Ik vis een spierwitte kom uit de kast en vul deze met cornflakes. De felgroene haan op de verpakking knikt me bemoedigend toe. 'Met extra calcium!' pronkt de verpakking. 'Fantastisch, calcium had ik net nodig ...', denk ik bij mezelf. Nog geen 20 minuten later stroomt de calcium al door mijn bloed als ik vertrek op de fiets. Mijn felgroen gepimpte stalen ros streelt zachtjes het bevroren asfalt tussen de velden door. De maan is de enige getuige van mijn lange tocht. De zon ligt immers nog te slapen, net als de rest van de wereld. De eerste zonnestralen piepen al om de hoek maar het zal nog een uur duren voor de zon echt aan de hemel staat. Vorst kleeft nog aan het gras op de velden, alsof ze bedekt zijn met een laag diamanten die schitteren in de ochtendgloren. Dichte mistbanken hangen boven kleine beekjes in de buurt, alsof ze grote mysteries proberen te verhullen. Op dit moment, wanneer ik licht begin te zweten in mijn dikke grijze winterjas van een vreemd Chinees merk, glimlach ik. Ik glimlach voor het eerst in 6 maanden en 3 dagen. Ik ben doodmoe, de koude bijt in mijn gezicht alsof ik een honkbal tegen mijn neus kreeg en de rest van de dag wachten me enkel saaie lessen. Maar ergens is er een deel van mij dat zegt: 'Het komt wel goed. Kijk om je heen. Je mag niet opgeven.' Net zoals de kleine zonnestralen aan de horizon, lijkt er ergens licht te zijn aan het einde van de tunnel. Zonder de felle zon, het drukke verkeer, de gehaaste mensen lijkt de rust teruggekeerd in de wereld. Alleen ik en Koning Winter die me de machtige taferelen toont die je enkel maar vindt op vroege winterochtenden. Zo erg is alles nog niet. Meer zelfs, de winter is met momenten best wel leuk. Hij brengt je sneeuw, warme chocomelk, gezellige avonden aan het haardvuur en belangrijker: momenten als deze. Bovendien, zonder winter zouden we nooit zomer hebben ...

Dwazen zijn het die het winterlandschap verwijten
En die liever hun dagen in plakkend zweet verslijten

Gevuld zijn nu de pleinen en straten met schitterende lichten
Gedekt is reeds de robuuste tafel met een sierlijk rood laken
Gespot is nu de man die te paard gaat over alle nachtelijke daken
Gelach valt nu te horen op vele feesten, bij neven en nichten

Een knetterende haard en warme chocomelk vullen nu elk huis
Elke wandelaar verwelkomend die het levendige weer heeft overleefd
Schaatsen scherpen het ijs, lucht wordt door sneeuwballen doorzeefd
Warm zijn nu zachte dekens, gemakkelijk de doorzakkende fauteuils

De winter is nu officieel begonnen, uitgedeeld zijn de jaarlijkse boekenbonnen
Opgegeten is nu de zoete pastei, ach iedereen kreunt: weer een jaar voorbij

Laten we hopen dat de koele koning winter lang mag duren
Warmte schenkend aan al wie houdt van haar plotse kuren
En bevriezend diegene die haar heerschappij wil verzuren

Dwazen zijn het die het winterse land verwijten
En liever hun dagen in stinkend zweet verslijten

Winterse zomergedachten

Zachte witte vlokken sneeuw dwarrelen naar beneden en kussen je rode, blozende kaken. Je steekt je tong uit en je voelt hoe een vlokje er op neerstrijkt en zachtjes smelt. Je richt je blik omhoog en ziet de maagdelijke witte hemel. Duizenden vlokken vallen naar beneden, zoals bladeren in de herfst tijdens een hevige windvlaag en ze toveren alles om in een knerpend sneeuwtapijt. Een ijzige wind blaast enkele vlokjes tegen je warm gevoerde jas en je begraaft je hoofd nog wat dieper in je muts. Je passeert enkele winkelkraampjes waar vrolijke lichtjes branden. Ze stralen warmte uit. Binnen staan honderden fantastische cadeaus... Wat zal je dit jaar geven? Wat zal je dit jaar krijgen? De leuke ongeduldigheid die de feestdagen vooraf gaat, kruipt traag maar zeker in je lijf. Even later zit je lekker binnen in huis, buiten heerst de duisternis maar jij zit gezellig bij het knetterende haardvuur. In je neusgaten kruipt de geur van verse, warme chocomelk terwijl de radio's één van de vele kersthits schatert. Je weet wel, zo'n hit die je na twee keer luisteren al opnieuw beu bent. Enkele geschenken in snoepkleurige verpakkingen liggen te blinken onder de frivole, groene kerstboom. Voel je hem al, beste lezer? Voel je de winter al, met zijn vroege koude avonden? Of ben je meer fan van een lange hete zomer? Geen zachte sneeuwvlokken maar warme gouden zonnestralen die op je huid neerdalen. Geen maagdelijk wit maar een stralend blauwe hemel, alsof de oceaan boven je uit is gestegen. Geen koude en korte dagen maar lange zwoele zomeravonden met de geur van vers gemaaid gras. Geen honigzoete, melige kerstjingles maar vette festivalbeats! Dat is de zomer, dat is het leven! Maar toch, toch maakt die ene dag winter een volledige zomer en omgekeerd. Ben ik gek geworden? Seniel, krankjorum? Schrijvend over de winter in een bloedhete zomer? Nee, maar mijn winter maakt mijn zomer en omgekeerd. Wegdoezelen in de zomerzon, denkend aan een winteravond of smachten naar de warme zomer op een bevroren winteravond, het kan allemaal. Ze zijn aan elkaar verbonden, kunnen niet zonder elkaar, het zijn net yin en yang. Zonder sneeuw kenden we nooit de geneugten van de warme zon en zonder die hete zon wisten we nooit hoe koel die plakkerige sneeuw aanvoelde. Geen sneeuwbalplezier zonder een hete zomer, geen zonnebaden zonder enkele dagen vrieskou. Als er geen winter was, zou er ook geen zomer zijn. Omdat we zomer dan juist als normaal zouden gaan beschouwen. Wie zou er dan nog opkijken van hoge temperaturen? Je zou het op den duur beu worden, die verstikkende warmte. Net zoals je vrieskou beu wordt. Je zou het ware plezier van het seizoen niet meer ervaren. De schoonheid ervan zou je vergeten. Ik ben blij dat we hier deze afwisseling kennen, zodat we elk seizoen in zijn puurste vorm leren kennen en ervan kunnen genieten. Zodat we ten volste van elk seizoen kunnen profiteren, kunnen proeven, zonder ons ooit te vervelen. Daarom, beste lezer, maakt die ene ijskoude dag winter, drie maanden heerlijke zomer...

VenireWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu