'Eruit! Wegwezen, jij schorem! Rat'! krijste Juffrouw van Breukelen terwijl het kikkerdril nog uit haar muisgrijze haar droop. Het meisje op de voorste rij stond op en pakte haar spullen. Haar vuurrode haar lag in wilde krullen op haar rug en haar ogen keken brutaal de wereld in. 'Jij addergebroed, jij palingvel, jij...' Juffrouw van Breukelen pauzeerde haar gekrijs even om een hap lucht te nemen, 'jij rat! Ik wil je nooit meer zien'. Het gezicht van het meisje vertrok nauwelijks, wat voor een buitenstaander erg bijzonder leek, maar het meisje wist wel beter. Ze was wel voor ergere dingen uitgemaakt. Alleen palingvel had ze nog niet gehoord. Die moest ze op het lijstje zetten. 'Aangezien ik net 12 ben geworden en dit de laatste dag van school is hoef je me ook nooit meer te zien'. 'Eruit! Rat'! gilde Juffrouw van Breukelen. De rest van de klas keek geamuseerd toe hoe het meisje tergend langzaam haar spullen inpakte, haar stoel rustig aanschoof en met een slakkentempo richting de deur ging, terwijl Juffrouw van Breukelen, witheet, kokend, met een knalrood gezicht en vieze groene smurrie in haar haar, weer verder ging met de les.
De Rat, genaamd Robbynnen of liever gezegd Robbyn, liep lachend over straat, terugdenkend aan het gezicht van Juffrouw van Breukelen toen ze de vieze drab over zich heen kreeg. De toren sloeg 12, ze had nog 4 uur tot Mevrouw Kwarovski erachter kwam, als ze stil was tenminste.
Mevrouw Kwarovski was een vrouw in de 40 en de directrice van het weeshuis. De plek waar de Rat samen met een heleboel andere kinderen woonde. Mevrouw Kwarovski kwam uit het westen van Trovnik, maar was na 20 lentes naar Falteria verhuist. Dat ze oorspronkelijk uit Trovnik kwam hoorde je nog steeds, ze had een zwaar accent dat maar niet verdween hoe lang ze ook in Falteria woonde. Erg veel geld was er niet in het Tehuis, veel kinderen liepen met gaten in hun kleding en vaak met een rommelende maag. Als er dan eten was, was het vaak heel smerig. Veel wezen werden opgepakt wegens het stelen van voedsel of warme kleren. Allemaal behalve Robbyn.
Robbyn werd nooit opgepakt. Hoewel de Falterken, de Falteriaanse wetsdienaren, heel goed wisten dat het Robby was als er weer eens iets was gestolen, ze konden haar niet te pakken krijgen. Er was altijd te weinig bewijs, ze was als een schaduw, niemand zag haar. Soms miste er gewoon geld uit de stadskas. 3 keer raden wie dat gedaan had! Maar de Falterken mochten pas iemand oppakken als er tastbaar bewijs hadden, als er meer dan 2 getuigen hetzelfde beweerden, of als ze iemand op heterdaad betrapten, maar niet als ze een vermoeden hadden ook al wisten ze het 100% zeker. Hoe de Falterken ook hun best deden, ze kregen haar maar niet in hun handen. Robbyn was als water, ze glipte zó door je vingers heen. Robbyn was snel als het licht, zo onzichtbaar als een schaduw en stil als een...
Inderdaad, rat. En zo kreeg de Rat haar bijnaam. En op dit moment maakte ze die naam meer dan waar, door over de trapleuning in het Tehuis naar boven te lopen om iets anders aan te trekken dan haar schooluniform. Robbyn wist heel goed dat de trap op bijna alle treden, behalve de zevende, kraakte. De trapleuning daarentegen... Ze sloop langs de slapende jonge kinderen die nog niet naar school gingen en na het middageten (wat er bijna nooit was) hun middagdutje deden. Terug ging ze weer van de trapleuning, dit keer gleed ze er van af. Want ja, waarom moeilijk doen als het makkelijk kon?
De felle zon scheen op haar rode haar, wat het nog vuriger maakte. Zelfverzekerd liep Robbyn door de smalle steegjes door de grote straten waar verkopers verschillende producten probeerde aan te prijzen aan toeristen die dit kleine havenstadje in Falteria bezochten en waar straatgoochelaars hun kunstjes showden aan voorbijgangers in de hoop een centje bij te kunnen verdienen en vanavond te eten. De straat rook zout naar de zee die even verderop lag, maar ook naar verschillende kruiden die door boten werden afgeleverd om daarna verder het land in gestuurd te worden. Je rook de verschillende gerechten van marktkraampjes, vis, de zoete zweetlucht, het rook naar afval en ongedierte, het rook naar thuis. Robbyn kende na haar 12 levensjaren elke geur van de straat, elk geluid, ze wist de roosters van de Falterken uit haar hoofd, wie had waar dienst, de straat was Robbyns thuis.
Er waren verschillende straatbendes in de stad Mengaer, je had er een in iedere armere wijk, deze hadden hun eigen territorium en eigen regels. Kwam je in hun territorium dan moest je je aan hun regels houden. De rijkere gedeeltes van de stad en in het centrum was neutraal gebied, hier mocht je doen wat je wilde en mocht je elkaar niet aanvallen. Dit was het territorium van de beschaafden. Die hadden daar de macht.
Op dit moment wandelde Robbyn door het territorium van de bende Oost onder leiding van een grote brede jongen met borstelige wenkbrauwen genaamd Fausto. Niet dat het Robbyn erg uitmaakte waar ze liep, ze had door de jaren heen respect afgedwongen van alle bendes. Iedere bende kende haar en had ontzag voor haar. De hele stad was haar territorium en dit was de snelste weg om vanuit Oost naar West te gaan. Ze achtervolgde een vrouw die net de Oost-brug overging en zo bij de Westweg kwam. Vaak kon je aan de kledingstijlen herkennen waar de mensen vandaan kwamen, maar deze vrouw had er 3 door elkaar gemixt. Als er een raar iemand die je niet vertrouwt in je territorium komt, ga je er achter aan.
'Robbyn'! schreeuwde iemand. Robbyn keek snel achterom en merte een kleine jongen met halflang lichtblond haar op. Ze trok hem snel in een steegje. 'Alle Falterken, Brenn, de hele buurt hoeft niet te weten dat ik hier rondhang! 'Sorry', siste de jongen, 'ik zag je lopen. Wat ben je in vredesnaam aan het doen. Oost is een van de gevaarlijkste buurten'. 'Niet zo gevaarlijk als Noord,' verzekerde ze hem. Noord was de buurt waar het Tehuis was en waar Robbyn woonde. Niemand wilde in Noord wonen, de buurt was gevuld met weeskinderen, dealers, moordenaars en andere criminelen. Niemand ging er vrijwillig wonen. 'Wat ben je aan het doen'? fluisterde de jongen genaamd Brenn zacht. 'Er is een vreemd iemand in de stad,' antwoordde Robbyn. 'Moet jij nodig zeggen,' grinnikte Brenn, een grijns op zijn gezicht die gelijk weer verdween toen hij door Robbyn in zijn maag gepord werd. 'Auw,' mopperde hij, 'het is toch zo'? 'Ik zie je om 3 uur, op het Grote Plein'. Ze verdween en liet Brenn verbijsterd achter, zichzelf afvragend hoe ze dat toch steeds deed. Hoofdschuddend liep hij weg. Hij zou dat nooit kunnen. De enige die dat kon was de Rat.
JE LEEST
De Afstammeling (Elementenacademie 1)
FantasyErgens ver weg, in een andere wereld, ligt de Elementenacademie. Een academie waar de afstammelingen van de Fiäre hun gegeven krachten leren beheersen. De Afkomstigen, Elementen, Afstammelingen of hoe je ze ook wilt noemen hebben een van de Basisele...