04. Heaven

128 2 0
                                    

Yeey, nieuw hoofdstuk! Sorry dat ik zo lang niet heb geschreven, maar ik had er echt geen tijd voor. Ik vind dit een van de mindere hoofdstukken doordat het zo down is en er niet ontzettend veel gebeurd, daardoor is 'ie ook wat korter dan de komende hoofdstukken met lekker veel actie en roman. Deze keer ga ik wel snel verder, haha. Ja, ok, heel leuk allemaal dat babbeltje. Ga nou maar lezen! :D

Chapter Four – Heaven

De weg naar huis was slopend lang, met al die gedachtes in mijn kop. Maar als ik thuiskom kan ik me niet eens meer herinneren hoe ik hier ben gekomen. Ik trek de kleding van mijn lichaam, neem niet eens de moeite om de knoop van mijn broek los te halen, en gooi het als een grote hoop in mijn koffer. In mijn ondergoed val ik neer op bed en trek de met verengevulde deken over mijn blote lichaam. Kleine wolkjes adem ontsnappen uit mijn mond en maken de fotolijstjes aan de muur vochtig. Met mijn vinger begin ik er allerlei figuurtjes in te tekenen.

Het is vier uur als ik wakker word, wat betekend dat ik een uur heb geslapen. Dat ik Dix al een uur kwijt ben. Dat ik nog maar 18 uur heb voor ik terug flits naar de aarde om mensen te helpen, maar in plaats daarvan – voor de zoveelste keer – iedereen laat vallen en alleen aan mezelf te denken.

Ik voel een golf kots bij de gedachte dat ik weer iemand moet vermoorden naar boven komen. Het loopt er al uit voor ik bij de WC ben, maar het grootste deel weet ik daarheen te brengen. De golf kots, vermengd met brokken slijm en bloed, stromen uit mijn keel de pot in en laten een brandende pijn achter.

Langzaam zak ik in elkaar en laat mijn hoofd op de WC bril kletteren. Ik wil dit niet, ik wil dit alles niet. Ik ben niet meer de Lylith van vroeger. De Lylith die niemand vertrouwd, behoorlijk gemeen kan zijn en zonder moeite een inbreker kan doodschieten met een jachtgeweer, maar toch zo leuk en grappig gevonden werd. Ik heb échte vrienden en échte gevoelens gekregen hier. Mensen die ik kan vertrouwen...

Wacht, wat zeg ik nu? Ik kan Dix niet vertrouwen. Hij zei dat hij me nooit zou laten vallen, me nooit alleen achter zou laten. Als hij vertrouwbaar was zou ik hier niet tegen de WC pot aan zitten en mijn darmen uitspugen.

Wankel kom ik overeind en trek de WC door, terwijl ik nog even blijf kijken naar hoe de smurrie door het water naar beneden word getrokken. Vervolgens vul ik een bekertje met water, klok het naar binnen en probeer de inhoud binnen te houden.

Zo stoer als ik kan zijn op dit moment krabbel ik overeind en loop naar de kast van Eeflynn. Ik trek er de lichte appelgroene wollen trui uit die Eeflynn en ik ooit samen heb gekocht, maar ik nog nooit aan heb gehad. Daaronder trek ik een licht beige broek aan die wat losjes en wijd zit. Mijn blonde haar bind ik opnieuw samen in een vissengraat vlecht en maak met een handdoek mijn gezicht schoon. Als ik mijn tanden heb gepoetst en mijn ogen minder rood zijn, stap ik in mijn rode Vans waarmee ik de hemel ben binnengekomen en loop door de voordeur naar buiten, waar ik even wacht tot mijn kleding de saaie witte kleur heeft gekregen. Niemand mag weten dat we een spreuk over onze eigen bezittingen hebben uitgesproken.

Ik paradeer een beetje door ons dorp heen richting de stad. Het is nog volop licht, de bomen worden gevuld met kerstballen en lichtjes en de mistletoe word voor de deuren gehangen. Fijn, kan ik in die 18 uur dat ik hier nog ben bij niemand naar binnen. Ik voel haat en tegelijkertijd eenzaamheid door mijn aderen stromen. De komende 18 uur sluit ik me het liefst op in mijn kamer of, beter nog, in het bos. Een plek waar niemand komt en ik ongestoord afscheid kan nemen van de dierbaren die ik hier heb opgebouwd. Ik begin aan de lange wandel door de straten en ontwijk ondertussen zoveel mogelijk kerst gevoelens. Kinderen die buiten in de sneeuw spelen, bejaarden met tassen vol kerstcadeaus, zelfs de simpele kerstbomen die er elk jaar staat ontwijk ik zoveel mogelijk.

Maar als een meisje een mistletoe ophangt en zich in de armen van haar geliefde laat vallen, sta ik verslagen stil. Terwijl er haat, woede en walging door me heen is gedrongen voel ik de tranen omhoog komen en begin ik hard op mijn lip te bijten. Dan voel ik de golf van jaloezie aankomen en laat me op de ijskoude straattegels vallen.

Terwijl ik met mijn rug tegen de ijskoude wind in zit en de geliefden zoveel mogelijk probeer te negeren, die elkaar nu hoogstwaarschijnlijk liggen af te lebberen, maak ik krullerige figuurtjes in de sneeuw. Hele tekeningen, van landschappen tot portretten produceer ik op de sneeuw en laat ze met hoopjes sneeuw weer vervagen.

'Ga weg, vies rotbeest!' Klinkt er opeens uit het huis voor me. Uit schrik spring ik op mijn hurken en duw me omhoog als ik dreig te vallen. Er komt een man naar buiten die begint te schreeuwen dat ik weg moet en dat ze die zwervers die door de hemel dwazen spuugzat is. Dat ze allemaal in de hel moesten belanden omdat ze geen normaal huis konden betalen, zelfs niet hier in de hemel waar alles nog niet eens de helft van het normale is. Er stijgt een spottend lachje in me omhoog terwijl ik nadenk over alle verwachtingen die ik had over de hemel, voor als ik alleen thuis was en bang was dat er een bewapende inbreker kwam. Dat mijn jachtgeweer niets tegen hem kon doen. Dat als ik eenmaal in de hemel beland was, alles prachtig en mooi was. Tuinen vol bloemen, altijd mooi weer, vrolijke en aardige mensen, geen geweld en een normale nachtrust. Maar ik verlangde vooral naar een normaal huis waar er altijd brood op de plank lag en je gewoon even wat geld kon pakken als je wat leuks ging doen. Geen schuur waar je met een jachtgeweer op de wacht moet staan terwijl je broer slaapt en vervolgens zelf maar een paar onzekere uurtjes kan slapen waar je nauwelijks echt van uitrust. Waar je nooit te eten kreeg en je al helemaal geen leuke dingen kon doen. Ik kon school voor ons beide betalen van gestolen geld en illegale handel, meer niet. Toen ik hier eenmaal belandde bleek het zo slecht nog niet. En dat denk ik eigenlijk nog steeds. Altijd eten, altijd geld, altijd schone kleding. Alleen het verschil tussen rijk en arm bestaat nog steeds. Shit happens.

De man loopt met een lange bezem naar buiten en begint op me af te benen. In een oogwink schiet ik overeind en kijk hem zo kwaad als mogelijk aan. Mijn bloed begint te koken en ik probeer me net door de auto's richting de stoep te wringen als zijn stem door de straat schalt. 'Vies stuk onbenul!' Ik probeerde me er niks van aan te trekken. Probeerde...

Mijn ogen schieten vuur, en ik weet niet of ik nu hallucineer dat er een auto ergens aan het eind van de straat begint te roken en oranje vlammetjes kweekt. Ik pak de bezem op, die nog steeds op dezelfde plek van de straat ligt en loop zo rustig als voor mij mogelijk is richting zijn voordeur, breek de bezem doormidden en kijk hem met een flauw, duidelijk nep glimlachje aan. 'Hier, heb je er twee.'

En ik zweer, als blikken konden doden lag ik nu onderaan de trap.

RevengeWhere stories live. Discover now