Curiousity

384 49 16
                                    

A/N: HOOFDSTUK 70 WHOHOOO

----------------------------------------

Fronsend kijk ik om me heen.

Ik kan me niet herinneren dat ik op het station van Zweinsveld ben gekomen. Maar ik zie de Zweinstein express al aankomen.

In mijn hoofd klinkt weer de waarschuwing van Fenrir, en ik vraag me af of het wel zo'n goed idee is dat ik Reg ga ophalen.

Hij is met zijn vrienden, en die negeren me toch wel. Dus hij negeert me dan automatisch ook.

Als ik om me heen kijk, lijken alle kleuren om me heen doffer. En het voelt alsof er en deken over de wereld heen is getrokken.

Zou dat te maken kunnen hebben met Voldemort?

Ik bijt op mijn lip, en leun tegen een van de pilaren van het perron. De trein stopt, en de stoom blaast de lucht in op het moment dat de deuren open gaan.

Ik voel een blije kriebel door mijn maag schieten, en probeer over de hoofden heen Reg te vinden.

Waren er echt zoveel mensen weg deze kerst? Daar had ik helemaal niet bij stilgestaan... Als ik beter kijk, zie ik ook mensen van Ravenklauw, Griffoendor en Huffelpuf lopen. Terwijl ik toch zeker weet, dat met name de Ravenklauwers en Huffelpufs op Zweinstein zijn gebleven.

As ik opkijk, staat Regulus recht tegenover me.

Zijn grijze ogen, vinden die van mij, en hij glimlacht.

Waarom is hij niet met zijn vrienden? Waarom kijkt hij me hier, midden op het perron, zo liefdevol aan?

Voor ik weet wat er gebeurd, rent hij naar me toe, en drukt zijn lippen op die van mij.

Nog maar vaag, klinkt opnieuw de waarschuwing van Fenrir in mijn oren.

Hij had ongelijk.

Sterker nog, Regulus zoekt meer nabijheid dan ik had gehoopt. Hij pakt mijn hand, en kijkt me glimlachend aan, 'heb je me gemist?'

'Alleen maar elke dag,' mompel ik om me heen kijkend.

Waar zijn zijn vrienden?

'Ik jou ook,' hij knijpt even in mijn hand. 'Mijn ouders jou blijkbaar ook want ze vroegen zich af waarom je niet met me mee kwam.'

'Ze hebben me nooit uitgenodigd,' antwoord ik, en kijk hem zijlings aan, 'en jij ook niet trouwens.'

'Omdat ik het te gevaarlijk vond voor je,' ketst hij terug. 'Ik wilde je niet onnodig in gevaar brengen als dat niet hoefde.'

'Fenrir vertelde me dat hij je geholpen heeft,' zeg ik, 'door te zeggen dat we gecorrespondeerd hadden over mijn verblijf op Zweinstein.'

Hij knikt, 'hij heeft ons beide "gered",' even laat hij mijn hand los om aanhalingstekens te maken om het woord "gered".

Terwijl we zo naar het kasteel lopen, besef ik me, dat ik geen last heb van het weer. Maar er valt sneeuw om ons heen, en ik frons opnieuw.

'Is er iets?'

'Is- ik weet het niet,' antwoord ik naar eerlijkheid. 'Heb jij het koud?'

Fronsend kijkt Regulus me aan, 'hoezo?'

'Heb je het koud?' vraag ik opnieuw.

'Waarom is dat belangrijk?'

Ik begin een beetje geïrriteerd te raken, 'waarom beantwoord je mijn vraag met een tegenvraag? Heb je het koud ja of nee?'

Nu zie ik een boze frons verschijnen op Reg's gezicht, en hij laat mijn hand los, 'wat maakt het uit of ik het koud heb?' zegt hij, 'ik ben alleen maar heel blij dat ik weer hier ben. Bij jou? Wat kan het mij dan schelen of het koud is ja of nee. In plaats van je druk te maken om zoiets kleins, kun je ook gewoon blij zijn dat ik er weer ben!'

Hij slaat zijn armen over elkaar, en loopt door.

Meteen heb ik spijt van mijn mini uitbarsting. Hij heeft gelijk.

Ik ren achter hem aan, trek zijn armen los, en pak zijn hand.

'Sorry,' zeg ik, 'je hebt gelijk. Ik bén ook blij dat je er weer bent. Ik-' ik zucht, 'ik weet niet wat er met me is. gewoon een beetje moe, denk ik.'

Regulus knikt, 'het is al goed.'

Ook binnen in het kasteel lijkt het anders. En hier voel ik de kou wél. De fakkels branden niet, en het lijkt donkerder. Alles lijkt donkerder. Maar de leerlingen om ons heen zijn allemaal vrolijk, en kletsen en lachen met elkaar.

Ze dele vakantie verhalen, en zijn op weg naar de Grote Zaal.

Regulus blijft staan, 'ik wil niet naar binnen,' zegt hij.

Ik kijk hem aan.

'Dan moet ik weer bij mijn zogenaamde vrienden zitten, ik ben veel liever bij jou.'

'En ik bij jou,' antwoord ik. Maar als ik de Grote Zaal in kijk, zie ik zijn vrienden nergens. Ik blijf staan, en nu ik er zo over nadenk, zie ik mijn eigen vrienden ook nergens.

Stacey is niet te zien, en Thomas en Felix ook niet.

Verward blijf ik zoeken. Maar zelfs als iedereen een plek heeft gevonden, zijn mijn drie vrienden nergens te vinden.

'Kom je?' hoor ik Regulus vragen, en hij haalt me uit mijn gedachten.

'Ja, ik kom,' met moeite weet ik mijn ogen los te rukken, en we lopen samen door de gangen.

'Ik zag je vrienden niet,' zeg ik tussen neus en lippen door.

Regulus kijkt me verbaasd aan, 'dat kan niet, want ik ben wel met hen hierheen gekomen.'

'Toen ik je ophaalde waren ze er ook al niet,' verdedig ik mijn standpunt. 'Serieus, ze zijn er niet Reg.'

Boos zie ik Regulus zijn mond openen.

'Dorian.'

'Ja?'

'Dorian!'

Ja?'

'DORIAN!'

Met een schok kijk ik om me heen.

Ik zit weer in de bibliotheek.

Bleek, en met grote ogen kijkt Stacey me aan, 'Dorian?'

'J-ja...' stamel ik, en ik staar naar het boek.

Ik had naar die waarschuwing moeten luisteren.

Met een luide klap, slaik het boek dicht, en leun met bonzend hart achterover in de stoel.    

Lost in Harry Potter - Lost in timeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu