Hoofdstuk 1.

190 10 2
                                    

"Weet je? Ik ben het helemaal zat met jou! Je zoekt het nu maar uit! Ga uit het huis, ik hoef je minstens een paar uur niet te zien!" Jep, zo gaan die gesprekken van mijn pleegmoeder. Terwijl mijn pleegvader gestresst achter zijn laptop zit en waarschijnlijk helemaal niks doorheeft. Ik pak mijn tas wel weer in. Ik stop hem vol eten en drinken zodat ik het een aantal dagen vol kan houden. Ook pak ik een deken, kattenvoer en Bennu's reismandje. Ik ben gewend om met weinig te leven. Rebecca heeft al zo vaak tegen me geschreeuwd, dat ík het zat ben. Ik ga er vandoor. En Bennu is míjn kat, dus ík neem hem mee. Misschien ga ik ook niet voor altijd weg, maar in ieder eval voor een week. Zodra ik de kattenbrokjes pak, komt Bennu aan huppelen. Ik stop hem snel in zijn reismand, voordat hij weet te ontsnappen. Hoewel ik betwijfel of hij zo graag hier wil blijven: Ik ben namelijk niet de enige die onder mijn pleeggezin lijdt. Verder neem ik nog een paar kleinere dingen mee: Een etui en papier, de knuffel die ik sinds mijn geboorte heb, en voordat ik - hopelijk voorgoed - het licht uitdoe, gris ik een foto van de kast. Ik verstop Bennu achter mijn tas, zodat Rebecca en Paul hem niet zien. Ze zullen er vast niet op letten. Rebecca die zich aanstelt met haar yoga-gedoe en Paul als workaholic. Als ik bijna de deur dicht doe, bedenk ik me. Ik wil de deur niet dichtdoen. Ik wil hem dichtslaan. En dat doe ik.

Ik weet wel waar ik heen ga, maar ik weet niet wat mijn bestemming zal zijn. Als ik door het bos wandel, dwalen mijn gedachten af: Ik vraag me af, hoe het is om avontuur te beleven. Ik bedoel, ècht avontuur. Of in ieder geval iets speciaals. Zonder dat ik het door heb, zit ik te staren naar een eenzame man die ook door het bos loop. Ik kom hem wel eens tegen als ik naar school fiets: Hij heeft niet absurd lange haren, maar ziet er wel een beetje zwerverachtig uit. Hij ziet dat ik naar hem staar, en hij lacht naar me. Dat was het moment dat ik doorhad dat ik naar hem staarde. Ik lach terug, en op dat moment komt de zwerverfiguur op me af. Mijn hersenen keuren hem totaal af, maar mijn gevoel niet. Dat is de reden waarom ik niet wegloop als hij naar me toe komt. Hij hurkt neer voor Bennu's reismandje, en geeft hem iets, ik kan niet zien wat. Als hij ziet dat ik geboeit naar Bennu zit te kijken, zegt hij: "Ik gaf hem kattenkruid, ik vond het een eindje verderop. Het is een soort onschadelijke drugs voor katten. Hier heb je nog wat, voor als hij heel erg begint te mauwen. Het is na een kwartiertje uitgewerkt." "Eh... Bedankt." Ik schenk hem een glimlach. Net voordat hij weggaat, vraagt hij: "Weggelopen?" Ik knik.

Ik loop al een tijdje door het bos als Bennu begint te krabben regen de wanden. Ik doe het deurtje van zijn reismand open en Bennu springt er opgewonden uit, maar hij loopt niet weg. Hij blijft me volgen. Ik ben in een pad gegaan, waar ik nog nooit iemand in heb zien gaan, dus alles wat ik zie, verbaasd me. Ik zie vanalles: Prachtige, verwilde paden, met slierten van wilgen die eroverheen hangen,  enorme kuilen in de grond waarin water en kroos de perfecte combinatie voor kikkers geworden zijn, ik zie een paar dieren die ik nog nooit heb gezien, en een prachtig veldje met mooie bloemen. Ik ga midden in het veldje zitten, dichtbij een verdwaalde boom. Bennu moet zijn reismand weer in, terwijl ik mijn tas uitpak. Ik heb één deken, en in de reismand zat er ook één voor Bennu. Die laat ik erin. Dan heb ik drie pakken kattenvoer. Dat moet genoeg zijn voor een week. En mijn eigen voedsel? Wat groente en fruit in blik en crackers. Niet fantastisch dus. Ik kan me altijd nog uitleven op kattenvoer. Bennu begint zeurend te mauwen. Drinken. 3 vijf literpakken. Vandaar dat mijn tas zo zwaar was. Maar ja, een mens moet overleven. Etui: Drie pennen, vijf potloden, een gum en een puntenslijper. Een klein boekje met a6 formaat, mijn teddybeer, van levensbelang, en een foto. Een oude foto van mij, mijn moeder en vader.  "Hier werd Annemerel alweer 6 jaar. Kusjes!" staat op de achterkant. Annemerel. Ik moet er even aan wennen. Ik word de laatste tijd zo vaak 'Merel' genoemd, dat ik wel eens vergeet dat ik niet zo heet. Het is even stil, op Bennu's Gejank na. Hoe heette het? Kattenkruid geloof ik. Ik zal Bennu wel even kattenruid geven. En eindelijk is het helemaal stil. Nee, nog steeds is het niet stil, maar het geluid dat ik hoor, klinkt niet vervelend. Het klinkt als muziek. Ik pak mijn tas weer in en ga op pad, samen met Bennu, die high tegen de bodem van de mand ligt te snuffelen. Ik ontdek een paar lichtjes in de verte, en rook. Of de boel staat in de fik, of het is er gewoon supergezellig. Ik loop er maar gewoon heen, terwijl Bennu kopjes geeft tegen de wanden van de reismand. Zodra ik erheen loop, wordt de muziek luider: Het is een soort kruising tussen acoustisch en pop, en het klinkt aangenaam om ernaar te luisteren. Ik ben nu dichterbij, en ik zie dat het niet in de fik staat, maar het is volgens mij gewoon een soort pub waar mensen bijelkaar komen om te praten en live muziek te maken. Buiten staat een vuurbak met een enorm vuur, overal staan fakkels in de grond en kaarsen op tafels. Als ik binnenkom, komt er een walm van gezelligheid op me af. Terwijl ik normaal altijd zo opval, kijkt er niemand naar me om, wat ik fijn vind, voor de verandering. Alles is van hout, en door en door een horizontaal rechthoekige opening naar de keuken zie ik dat er pannenkoeken gebakken worden. Er zijn allemaal dingen bijelkaar verzameld, die opgehangen zijn in de pub en er bijelkaar geweldig uit zien. Ik heb ondertussen Bennu losgelaten in een schuurtje. Ik kan immers niet met kat naar binnen wandelen. De schuur is gevuld met stro waar hij zich prima in kan vermaken, en ik ben niet bang dat hij ervandoor gaat. Verschillende liedjes komen voorbij, en ik vind ze allemaal leuk. Totdat er een stevige vrouw naar me toekomt, die vraagt of ik iets wil eten. Mijn stemming slaat om, omdat ik besef dat ik geen huis heb, geen geld heb, en mijn voedselvooraad zo klein is dat Bennu hem zo zou op zou kunnen eten. Ik zeg dus maar van niet, en leg daarbij ook meteen uit waarom niet. Omdat ik gewoonweg geen geld heb. Zodra ik het vertel, worden de muziekanten stil, en luistert iedereen mee. Ze willen zelfs meer weten: Waarom ik ben weg gegaan, hoe het nu met me gaat, hoe lang ik al weg ben. En ik leg het ze allemaal uit. "Ik ben vroeger ook weggelopen." Een man met een bierbuik komt naar voren uit de menigte. "En nu beheer ik deze geweldige Bospub. Meid, maak je maar geen zorgen, het komt helemaal goed met je. Des noods mag je vanacht in de pub blijven." De menigte achter hem knikt. Ik ben er even stil van, mensen die me willen helpen. Ik kan dit aanbod niet weigeren, dus ik knik en lach. En ik breng de nacht door in een gezellige pub, waar Bennu tegen me aan ligt als ik in slaap val, terwijl de muziekanten een rustiger liedje spelen en de bezoekers stiller worden door de gratis pannenkoeken die de eigenaar geregeld heeft.

War of AmanotephWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu