Hoofdstuk 3.

35 5 2
                                    

Ik was in slaap gevallen tegen een verdwaalde boom, en ik werd wakker met Bennu op mijn buik. De kat die de hele nacht weg had kunnen lopen, maar het niet deed. Het eerste wat ik deed toen ik wakker was, was me afvragen waar ik was, maar toen het weer in mijn hoofd opkwam dat ik in een eenzaam veldje had geslapen nadat ik zo stom was de gezellige pub te verlaten, besefte ik dat ik wel door moest. Ik was toch vergeten waar ik vandaan kwam, dus waar ik heen moet weet ik ook niet. Voor dat ik een zijpad ga, doe ik Bennu in zijn reismand waar ik kattenbrokjes heb gedaan. Lopen. Ik word er nu al ziek van. Lopen, ik moet lopen. Ik ben echt doodop. Hoe lang loop ik nu? Ja, ik loop nog maar een minuut of tien. Mijn schouders doen pijn van mijn bagage en mijn arm kan er elk moment afvallen omdat Bennu het gewicht van een luipaard heeft. Maar dat is ook wel het enige wat ze gemeen hebben. Ik doe dus Bennu weer uit zijn mand en knutsel een soort halsband voor hem van riet dat ik aan de oever vind. Ik loop al tien minuten naast een vaart. Op een eenzame weg, waar ik alleen auto's in tegenovergestelde richting rijden. Voor zo ver er auto's zijn. Ik heb er twee gezien. Ik begin nu echt heel uitgeput te raken, en voordat ik het weet, lig ik op het verwaarloosde asfalt, met Bennu naast me, die als een geschifte ligt te knorren. Ik doe mijn ogen dicht, heel even maar, maar als ik mijn ogen weer open doe, zijn er blijkbaar al uren voorbij. Het is schemerig geworden en Bennu spint niet meer, omdat hij waarschijnlijk honger heeft. Ik geef hem nog wat voedsel en zodra hij uitgegeten is, lopen we verder. Een eindeloze weg, waarvan het wel uren duurt tot er iets lijkt te gebeuren, en tot ik iets lijk te zien. Verderop zie ik een huis. Het is een soort oude villa, zonder gordijnen. Het dak is half verwoest, en de ruiten zijn ingeslagen. De oprit naar de villa is lang en geblokkeerd met oude trekkers en andere machines voor op het land. Het hek is afgebrand maar staat wel open. Het ziet er erg verlaten uit: Alles is verroest, kapot en kleurloos, maar hier moesten vanochtend die mensen in de auto's wel vandaan komen, aangezien de lange weg langs het water over een aantal tientallen meters ophoudt. Dat maakt het voor mij te link, te link om over de machines te klimmen, te link om door het hek te gaan, en te link om een kijkje in het huis te nemen. Ik trek aan Bennu's geïmproviseerde halsband en we lopen verder naar het weiland voor ons, als vervolg op de weg. Het weiland is verwilderd, zoals het huis. Er is zelfs een soort meertje in ontstaan. Ik ga samen met Bennu naar het meertje, waar Bennu uit drinkt. Het is ondertussen al donker geworden, en de sterren verschijnen. Heel even meen ik een vallende ster te zien, en ik lijk wel gek, maar ik wens. Ik wens avontuur.

War of AmanotephWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu