Elke stap klinkt anders, elke stap die ik neem, op weg naar de grote wilg. Het duurt een tijdje voor ik er ben, en het resultaat is niet zoals verwacht: Ik zie precies hetzelfde: Vage heuvels op de achtergrond, een riviertje ergens verderop, en natuurlijk de grote wilg. Ik ben nooit erg goed in klimmen geweest, dus ik weet niet wat me bezield als ik mezelf ineens naar de boom sleur. Stap voor stap klim ik in de boom, en mijn uitzicht wordt groter. Op een gegeven moment ben ik helemaal bovenin, en is mijn uitzicht overweldigend: Ineens zie ik overal vogels wegvladderen. Een regenboog verschijnt in de verte. Regenboog. Regen. Ook dat nog. Het enige schuilpunt wat ik heb is de wilg, die volgens mij elk druppeltje door zal laten. Ik voel de eerste druppel op mijn hoofd vallen, precies op het puntje van mijn neus en van het één op het andere moment komt het met bakken uit de hemel. De takken zijn in een mum van tijd nat en de houvast is weg. Voor ik het zelf door heb glij ik van de tak waar ik met één voet op stond. Ik kom met mijn hoofd op de tak naast me terecht, alles wordt een seconde wazig en na die seconde voel ik alleen nog maar pijn. Ik hang nog steeds ergens in de boom, doordat mijn linkervoet achter twee takken vast zit. Langzaam kom ik overeind om mezelf los te maken tot me iets opvalt. Als ik rechtop zit, zie ik een vogeltje op een tak. Twee kastanjebruine vleugels zijn om het tere lijfje gewikkeld. Het lijfje van een mens. Het lijfje van een minimens. Het zal wel door de val komen. Het minimensje vladdert naar me toe, en knijpt haar ogen dicht. Na een seconde doet ze haar ogen weer open en vraagt: "Hoe ben je hier gekomen?" Ze kijkt me arrogant aan en wacht op mijn antwoord. Ik ben nog steeds verbaasd over de ontmoeting met het kleine mensje en wacht nog even met iets zeggen, ook om haar een beetje te pesten. "Nou?" "Ik sliep in een veldje, en werd wakker gemaakt door flitsen. Ik ging op het licht af, vond een poort en voilà." Ik zeg het met een trillende stem, en alsof het niks is. Het menswezentje schud afkeurend haar hoofd en ze maakt er een ontevreden geluid bij. Het regent nog steeds pijpestelen, maar dat schijnt haar niks te doen. "Kom maar mee," zegt ze, en ze vliegt weg. "Ik heb geen vleugels, weet je nog?" Roep ik haar nog na. Na een seconde of tien verschijnt ze geirriteerd door de bladeren en helpt me naar beneden. "Volg me," zegt ze en ze vliegt voorop
JE LEEST
War of Amanoteph
Fantasy"Zodra ik in het mysterieuze landschap ben, kijk ik achterom. De ingang naar de gewone wereld verdwijnt. Ik ben nu verplicht het pad af te lopen, naar de grote groene wilg die op een klein heuveltje staat te pronken."