Proloog

293 46 13
                                    

Triggerwaarschuwing:
bevat zelfmoordgedachten en zelfpijniging

Er ligt een rood stukje stof op het tafelblad. Eigenlijk is het minder dan een stukje, het is meer een pluisje van iemands trui. Als je het tussen twee nagels vastklemt en naar je ogen brengt kun je de miniscule draadjes waaruit het uit geweven is onderscheiden.

Doe er alsjeblieft voorzichtig mee denk ik, één keer blazen en het is weg. Eén windvlaag is genoeg om het restje mij dat hier nog ligt voorgoed van de aardbol weg te vagen. Straks ben ik niet meer dan een leeg omhulsel. Dus laat ik je maar snel vertellen wie ik ben, voordat het te laat is.

"Mijn naam is..."

Je staart me in mijn bruine ogen. De stilte tussen ons is lang en ongemakkelijk. Aan de ene kant van het kleine tafeltje zit jij met het stofdeeltje, aan de andere kant ben ik met mijn vragen en twijfels. Mijn hoofd dat voortdurend van gedachten verandert zegt me je niet te vertrouwen.

"Waarom zou ik je mijn naam vertellen?"

Stilte.

"Waarom moet je weten wie ik ben?"

Leegte.

"Wat is de reden van je bezoek?"

Kilte, gevolgd door een hap naar adem. "Ik begrijp je niet, maar ik wil je begrijpen," zeg jij zacht.

"Ik denk niet dat je het ooit snapt," antwoord ik monotoon

"Geef me een kans, zeg me wie je bent. We hebben beiden niks te verliezen."

"Vooruit, zolang je me uit laat praten."

Doodse stilte.

"Mijn naam is..."

15 vlinders in een kamer vol stofWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu