11.

16 6 0
                                    

"Kivo, waar ben je mee bezig, verdomme!" Vloekt een van de dorpelingen. Het is een war van vluchtende mensen. Alice grijpt haar koffer en maakt dat ze weg komt. Ze rent zo snel mogelijk maar wordt achtervolgt door een groep die allemaal hun schoten lossen. Alice kan haast niet geloven dat ze het geluk heeft om niet geraakt te worden. Ze raakt er een beetje zelfverzekerder van, overweegt om zich helemaal over te geven aan de kogels, maar bedenkt zich dan weer. Misschien raakt het geluk op, misschien niet, maar ze moet maken dat ze wegkomt. 

De mannen hebben hun geweren laten vallen, denkende dat als ze toch niet kunnen schieten ze beter iets ander kunnen proberen. En iets anders doen ze zeker. Een van de mannen kan zijn been onnatuurlijk lang strekken, rekt deze uit tot  aan voor Alice voet en laat haar struikelen. Alice krabbelt overeind, maar ziet dat ze omsingeld is door de groenjarige mannen. Kivo houdt zijn hand op die langzaam aan verandert in een klauw. Zijn ogen gloeien groen en hij kijkt Alice recht aan. "Heb je nog laatste woorden, Alice Kruidnagel?" Een gemene grijnst vormt om zijn lippen. Alice weet niet wat ze moet zeggen of wat ze moet doen. "Wie heeft jou gestuurd?" Wilt ze weten. De man lacht, na hem volgen de andere mannen. Nu de mannen zo afgeleid zijn graait Alice wat in haar koffertje, zoekende naar het juiste buisje. Haar favoriete die ervoor zorgt dat ze overal, maar ook overal mee weg komt. Ze haalt het buisje uit haar koffer, houdt haar adem in en trekt de dop eraf. Snel laat ze haar koffer vallen om haar hand vrij te maken om daarmee haar mond en neus te bedekken. De mannen beginnen iets minder hard te lachen, beseffen dat ze een gas inademen die hun laat slapen en zakken een voor een door hun knieën. Alice doet de dop er weer op en zorgt er voor dat ze van de zwijm vandaan is voordat ze weer ademt.

Een glimlach verschijnt op haar lippen als ze verder loopt naar haar bestemming. Opeens hoort ze honden blaffen en meer mannen schreeuwen. Er zijn meer van hen erbij gekomen en hebben wagens getrokken door grote honden. Hoe hard Alice ook zou rennen, ze zal het niet halen. Ze pakt de fluit die ze heeft gekregen van de mijnwerker en hoopt dat hij haar locatie zal vinden. Ze blaast erop, geen geluid. Ze blaast weer, de fluit doet helemaal niks. Ze schudt het ding nog heen en weer, staat stil om te controleren of de fluit het wel doet. En net wanneer ze weer erop wilt blazen, zakt de grond onder haar in. Een korte kreet ontsnapt over haar lippen als ze wordt gevangen door de mijnwerker die haar meteen in de kar zet. De man herstelt de grond en begint de kar te duwen. "Niemand vertellen dat ik de grens over ben geweest." Zegt hij.
"Niemand komt het te weten." Verzekerd Alice hem. De man stept met hoge snelheid door de tunnels, Alice is eindelijk dichter bij haar doel.

Alice rent door de straten in Saxum opzoek naar Cierré. Een klein meisje die Cierré heeft gestuurd, rent voorop. Ze staat stil voor een bescheiden huis. Het meisje opent de deur en gaat naast haar moeder zitten. De twee lijken sprekend op elkaar met hun blauwe ogen en rood haar. "Alice, je bent er, is het gelukt?" Vraagt Cierré. Ze heeft de jongen in een bed gelegd en warm toegedekt. Je kunt zo zien dat Cierré alles heeft gedaan dat ze voor hem kan doen. Hier en daar ziet Alice een paar wortels van verschillende planten om het kind te helpen genezen. Alice glimlacht, als Cierré wat meer oefent, kan ze heel veel teweegbrengen. "Ja, het is gelukt." Antwoordt Alice. Ze schuift alles van een tafel en plaats haar koffer erop. Ze pakt de kristal, de planten die ze nodig heeft en een paar gedroogde paddenstoelen die ze eerder al in haar koffer had. De energie van de jongen kan ze voelen van de afstand waar ze nu staat en hoeft hiervoor niet zijn wangen of armen aan te raken. Snel mix ze alles door elkaar, in de juiste hoeveelheid natuurlijk. Ze warmt het op waardoor de geur zich verspreid door het huis. Voor Alice ruikt dit goed, omdat ze kan voelen of het goed genoeg is, maar de rest in het huis begint ervan te kokhalzen. Cierré helpt mee met het maken van het drankje, ze stelt vragen en lijkt oprecht geïnteresseerd. Voor het eerst in tijden ziet Alice die zelfvertrouwen die Cierré aan het begin van hun ontmoeting had weer terugkomen. 

Als de kleur van het drankje verandert naar een mooie witte egale kleur, schenkt Alice een beetje van de groene substantie van het kristal erbij. Alice haalt het drankje van de kook af, en kijkt toe hoe de papperige suspensie een gifgroene kleur krijgt. Als Alice het drankje overschenkt is het veel wateriger dan aan het begin van de bereiding. Cierré vangt het drankje op in een beker en brengt het naar de jongen. Zijn aderen zijn zichtbaar en heel zwart. Zijn lippen blauw en zijn huid grauw. Voorzichtig schenkt ze het drankje in zijn mond. Alice ziet hoe de lichtgroene kleur zich verspreid door zijn aderen en dan uiteindelijk door zijn hele lichaam. Ze ziet hoe het groen zijn lichaam voor even oplicht. Een gevoel van voldoening bekruipt haar. Ze weet dat niemand anders kan zien hoe zijn lichaam daarnet oplichtte, het is zoals zij het noemt; een Genezers-dingetje, maar de kleur van het drankje veranderde niet, dat betekent dat het goed is! 

"Het is gelukt!" Roept Alice enthousiast. Ze wordt verbaasd aangekeken. "Is..." Begint zijn moeder, " Is hij in orde?" Alice knikt en ontvangt een dikke knuffel van de vrouw. "Dankjewel." Fluistert de vrouw in haar oor.
"Ik ga ervandoor." Alice pakt snel al haar spullen bij elkaar en stormt de deur uit. "Alice wacht!" Roept Cierré.
"Wat ga je nu doen?"
"Ik ga eerst langs Aqur, ik heb iemand beloofd daar ook nog wat te doen," Antwoordt Alice die snel door stapt, "daarna ga ik naar  Gnymphea, naar mijn zusje."
Cierré probeert Alice bij te houden. Haar bezorgde blik trekt Alice aandacht waardoor ze stil staat. "Wat is er? Waar maak je je zo'n zorgen om?" Vraagt Alice.
"Ik... ik heb mij nooit zo welkom gevoeld. Ik bedoel.." Cierré zucht, "in de dertig jaar van mijn leven heb ik nooit iemand ontmoet die ik een vriendin durf te noemen." Er verschijnt een glimlach op Alice gezicht. "Ik ben blij dat wij vrienden zijn geworden. Wij begaafden moeten elkaar immers steunen, hé." Grapt Alice, maar ze meent wat ze zegt. De twee kijken elkaar aan en knuffelen elkaar dan.
"Dit is nog geen vaarwel Cierré," Zegt Alice als ze zich losmaakt van de omhelzing, "ik verwacht wel dat je mij uitnodigt op koninklijke lunches." Cierré moet lachen. "Ik hoop dat jij mij een keer uitnodigt bij jou thuis, ik zou heel graag je zusje willen ontmoeten." Nu is het Alice beurt om te lachen.
"Oh, voor ik het vergeet." Er schiet Alice nog wat te binnen, ze geeft Cierré een klein boekje met krabbeltjes en aantekeningen, "deze mag je hebben. Dit zijn de meest makkelijkste bereidingen, een van de eerste bereidingen die ik heb gemaakt. Er zitten niet alleen genezende bereidingen bij, sommige zijn ook leuk om te zien zoals de knetterlichtjes, je ziet vanzelf wel wat dat is."
Cierré weet niet zo goed wat ze hiermee moet.
"Kijk, ik ben een Genezer, met mijn gave kan ik soms ook sterk iemands gevoelens voelen. Ik heb gemerkt dat je niet altijd zeker bent over jouw gave, dat moet stoppen." Alice peilt haar reactie, "jouw gave is uniek, het is handig en vraagt net zoals alle andere gaves oefening. Ik weet dat je het kunt, Cierré, ik heb gezien wat je voor dat joch heb gedaan, zonder jouw hulp zou hij er nu niet meer zijn. Ik zag aan de planten die je hebt gebruikt hoeveel pogingen je hebt gewaagd om hem te redden, en dat is goed! Want alleen zo leer je, door te oefenen. En dit boekje laat zien hoeveel ik geprobeerd heb."
"Ik weet niet wat ik moet zeggen." Weet Cierré er nog uit te brengen. De vrouw krijgt tranen van geluk in haar ogen. 
"Zeg maar; ik ben een Genezer."




Giftuinen | De begaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu