4.Sander

251 19 0
                                    

De volgende dag besluit ik naar Sanders huis te gaan. Ik heb al lang spijt vanwat ik gisteren gezegd heb. Ik durfde geen sms'jes zenden omdat ik wist dat hij ze zou negeren. Op weg naar zijn huis repeteer ik wat ik kan zeggen, of liever, bedenk ik wat ik kan zeggen, want ik heb echt geen flauw idee hoe ik het goed moet maken. Ik zucht. Waarom is liefde toch zo ingewikkeld? Ik sla de hoek om en wandel zijn straat in. Bij zijn voordeur aangekomen, stop ik. Wat als hij opendoet? Stiekem hoop ik dat hij niet thuis is, maar ik weet dat hij er wel is. We hebben - of hadden? - al zes maanden verkering. Ik ken zijn agenda bijna evengoed als de mijne. Ik bel aan. Enkele ogenblikken is het stil en dan gaat de deur open. Het is zijn moeder, godzijdank, maar ik weet dat het enkel uitstel van executie is. Ze weet direct dat ik voor Sander kom en ze zegt dat hij op zijn kamer is. Blijkbaar weet zij niets over onze ruzie. Ik loop de krakende, houten trap op. De derde deur links is zijn slaapkamer. Op zijn deur staat in grote letters NIET STOREN en ik twijfel dan ook voor ik aanklop, maar ik weet dat hij me al moet hebben zien aankomen, want zijn raam kijkt uit op de straat. Ik verman mezelf en wil aankloppen, maar nog voor ik dat kan doen, doet Sander de deur open. Hij kijkt me uitdrukkingloos aan en het enige wat hij zegt is: 'Kom binnen.' Ik loop zijn kamer in en blijf een beetje ongemakkelijk staan. 'Het spijt me', is het enige dat ik kan zeggen. Hij kijkt in mijn ogen en zijn uitdrukking wordt zachter. Hij komt naar me toe en kust me en ik kus hem terug. Ik heb hem zo gemist al realiseerde ik het me niet. Zijn lippen komen los van de mijne en hij steekt een haarlok achter mijn oor. Hij neemt mijn hand en trekt me mee naar zijn bed. Daar gaan we verder met zoenen en onze kussen worden heftiger. Als zijn hand onder mijn t-shirt glijd, maak ik me los van hem. Hij weet dat ik er niet klaar voor ben, maar toch blijft hij proberen. Hij draait met zijn ogen en ik geef hem speels een kusje. Ik pak zijn hemd beet en trek hem terug naar me toe voor nog een lange zoen. Zijn kussen dwalen af van mijn mond naar mijn hals en dan naar mijn schouder. Overal waar zijn lippen mijn huid raken begint alles te tintelen. Hij begint de knoopjes van mijn blouse open te knopen en ik laat hem doen omdat ik niet wil dat hij stopt met kussen. Mijn blouse gaat af, maar meer krijgt hij niet en dat weet hij. Hij dringt ook niet verder aan.

De schoolbel rinkelt en ik steek mijn boeken weg. De eerste schooldag van de week is alweer gedaan. Ik kan het niet laten om te glimlachen. Alles is goed gekomen tussen Sander en mij, en daar ben ik blij om. Ik kijk op mijn gsm - de schoolbel is immers gegaan, welke leerkracht kan hem nu nog afpakken? - en zie dat ik een berichtje heb van Calum.
Hey
Kom je na school naar het cafeetje van zaterdag?
Groetjes Cal
Nu kan mijn dag niet meer stuk. Ik vind het leuk om bij Calum te zijn, in een hele korte tijd zijn we immers goede vrienden geworden. Het zal jammer zijn als ze weggaan op het einde van de week. Zal ik hem - ik bedoel ze- dan ooit nog zien? Zullen ze ooit nog naar België komen? Ik verdrijf die gedachte uit mijn hoofd. Het is nu niet het moment om daarover te piekeren. Ik zeg gedag tegen mijn schoolvriendinnen en wandel het schoolgebouw uit richting het centrum. Onderweg stuur ik een antwoord.
Ben al onderweg.
Xxx Emma
Na twintig minuten stappen kom ik aan op de afgesproken plaats. Het cafeetje zit redelijk vol en als ik binnenkom, rinkelt er een belletje die verraad dat ik er ben. Ik zie iemand opkijken aan een van de eikenhouten tafeltjes en ik weet dat het Calum is. 'Hey.' Ik plof mijn schooltas naast mijn stoel en schuif bij. 'Hey', antwoordt hij. Een tijd lang zit hij mij te bestuderen. 'Wat?' vraag ik. 'Niets, je ziet er vandaag gewoon opvallend vrolijk uit', zegt hij. 'Hm, dat kun je wel zeggen. Sander en ik hebben het terug goedgemaakt', antwoord ik. Ik zeg er niet bij op welke manier we dat gedaan hadden. Opeens wordt zijn blik serieuzer. 'O ja? Dat is leuk voor je.' Ik frons mijn wenkbrauwen. Waarom is hij plots zo... afgekoeld of hoe je het ook kan interpreteren? Er valt een ongemakkelijke stilte en ik besluit om snel van onderwerp te veranderen. 'Wat heb je vandaag allemaal gedaan?' vraag ik. Nu het over iets anders gaat, fleurt hij weer een beetje op. 'We hebben vandaag het chocolademuseum bezocht en zelf chocolade gemaakt. Het was wel nog leuk.' 'Hm, alleen gemaakt?' Hij lacht. 'Ok, ik beken, ik heb veel te veel chocolade gegeten', zegt hij als een peuter die net betrapt is op het stelen van een snoepje. Ik schiet nu ook in de lach. We blijven nog een tijdje verder praten over het verschil tussen school hier en school in Australië tot het deuntje van mijn telefoon afgaat. Ik zeg tegen Calum dat ik even ga opnemen en loop naar de wc's. Op mijn scherm zie ik dat het Laura is die belt. Ik vraag me af waarom, want Laura belt nooit, laat staan een sms'je sturen. Ik neem op.
'Hey, Lau.'
'Hey, Ems. Ik heb iets belangrijks te zeggen. Ik dacht dat je het wel moest weten. Iemand heeft iets op Facebook gezet en het heeft met Sander te maken.'
'Met Sander? Wat is er met Sander?'
'Dat bekijk je beter zelf, denk ik. Sorry, ik moet nu ophangen. Kzie je morgen. Bye.'
'Bye.'
Verbijsterd steek ik mijn gsm weg. Wat kan er zo belangrijk zijn over Sander? Vlug druk ik op de Facebook app. Ongeduldig wacht ik tot het opent en ik eindelijk ingelogd ben. Ik ga naar Sander's profielpagina - die ik dus vanbuiten ken - en daar zie ik het.
Een moment blijf ik verstijfd staan en dan hoor ik mijn gsm op de grond kletteren. Tranen wellen op en druppelen langs mijn gezicht. Een orkaan raast door mijn hoofd. Het enige wat ik nu wil, is weg zijn, weg van alles en nog het liefst, weg van Sander. Ik begin te rennen, het café uit, de straat uit. In mijn ooghoek zie ik dat Calum achter me komt, maar ik moet hem niet. Ik wil niemand in de buurt hebben nu, want ik weet dat ik stomme dingen ga zeggen en doen. Het is donker en ik steek een rijbaan over. In het midden van de weg zie ik plots koplampen opduiken en ik weet niet waarom, maar ik blijf staan. Misschien omdat ik verlamd ben van verdriet of omdat ik nu inzie dat het allemaal een leugen was. De banden van de auto gieren van het plotse remmen en ik sluit mijn ogen omdat ik weet dat de auto me zal raken, uitwijken is onmogelijk...

Choices / Calum HoodWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu