Hoofdstuk 12

50 8 0
                                    

De takken en bladeren knisperen onder mijn voeten. Ik had daarstraks die bessen gezien aan de mangistans. Ze zagen er heerlijk uit en waren ook nog eens in overvloed.

Ik loop naar de plek waar we die mangistans hadden gezien. Ik loop snel, alsof ze er niet meer zullen staan als ik er ben. Maar ze staan er nog, recht voor mijn neus. Voorzichtig pluk ik wat bladeren, en maak daar een pakje van door ze te vouwen en in elkaar te schuiven. Vervolgens doe ik de bessen erin, ze passen er precies in. Ik besluit meerdere bakjes te maken, om meer bessen mee te kunnen nemen. Ik maak ook nog een grote bak met een touw, zodat ik daar alles in kan stoppen en niet zo hard hoef te sjouwen.

Als ik alle bessen heb, ga ik op zoek naar onze andere benodigdheden; eiwitten. Deze voedingsstoffen vind je in vlees en in veel insecten, maar ook in seafood, waaronder oesters, garnalen en veel meer. Eigenlijk heb ik wel trek in een visje.

Maar er is hier geen zee in de buurt. Ik zou er natuurlijk heen kunnen vliegen, maar dat is een te groot risico. Ik kan ontdekt worden.

Verderop vind ik een waterval. Daar zal toch wel vis in zitten?

Ik trek mijn lange klauwen uit, om te gebruiken als een speer. Ooit heb ik mensen zien speervissen, waarna mijn soortgenoten het ook probeerder. En da's uiteindelijk gelukt.

Er zwemmen vissen voorbij. Het lijken veel verschillende soorten te zijn. Ik zie blauwe, groene, rode en gele vissen onder het wateropvlak langsscheren. In het tropisch regenwoud leven veel kleurrijke dieren. Maar zijn ze ook lekker?

Ik wacht tot er een vis binnen bereik komt. Ze zwemmen allemaal mijn richting op, wat vreemd is omdat ze in een rechte lijn op me af komen. Ze zwemmen supersnel, alsof ze vluchten voor hun leven.

Plotseling dwalen ze af en springt er een reusachtige krokodil voor mijn neus het water uit. Het lijkt eigenlijk niet echt op een krokodil. Het dier is veel groter en blijkt op twee poten te kunnen staan. Op zijn snuit heeft hij een paar kleine stekeltjes, die overlopen over zijn hele rug tot het puntje van zijn staart. Zijn snuit is niet spits zoals die van een krokodil, dus ik heb hem onderschat. De snuit is breed en dik en er steken vlijmscherpe tanden uit. Hij heeft korte armpjes, ze lijken nutteloos. Maar zijn lange benen zijn echt bedoeld om een sprintje te trekken.

Is dit een gevaar?

Ik brul naar het beest. Maar hij brult veel harder naar mij, en ik deins achteruit, waardoor er een bakje met bessen uit mijn grote bak waar ik alles in vervoer. Het dier vertrapt alles en richt zijn ogen alleen op mij.

"Hé, donder op jij!" schreeuw ik. Maar het helpt niet want hij jaagt me alleen nog maar verder achteruit. Ik merk dat ik mezelf klein heb gemaakt van angst.

Nee, dat moet niet.

Ik maak me groot, zo groot dat ik de lengte van het beest gebruik. Ik ga op mijn achterpoten, sprijd mijn vleugels uit en geef hem een mep met mijn scherpe klauwen. "Ha, die zag je niet aankomen."

Maar het beest is duidelijk boos. Ik mep hem zo hard ik kan, en maak sneetjes in zijn buik, maar het helpt helemaal niet. Hij is nog steeds net zo faniek als toen hij het water uit kwam. Ik heb dringend hulp nodig.

"Typhon! Typhon!" Ik roep zo hard ik kan, maar krijg geen antwoord. "Typhon!"

Ondertussen heeft het rare beest al uitgehaald. Hij mept me neer en rukt de hele bak met bessen van mijn rug af. Vervolgens gooit hij het in het water en grijnst. De vissen duiken op de besjes af en eten ze stuk voor stuk op, inclusief de bakjes.

"Dat is de druppel." Ik richt mijn rug naar hem toe en geef hem een mep met mijn staart. Maar zelfs dat helpt niet. Hij pakt me bij mijn staart met zijn vlijmscherpe tanden en tilt me de lucht in. Ik kan nog maar net mijn voorpoten vastgrijpen aan een lage boom die toevallig voor mijn neus staat.

Ik gil zo hard ik kan. "Typhon!!!! Waar ben je nou toch?!" Er loopt een stekende pijn door mijn staart. Ik wil nu niet kijken. Het dier trekt zo hard dat de boom bijna ontworteld wordt.

"Typhon! Help!" Ik probeer het gewoon zo vaak mogelijk.

Hoe vaak ik het ook probeer, het is zinloos.

Andere strategie. Ik zet mijn bek open en brul zo hard ik kan. De grond trilt ervan. "Typhon!"

Het beest trekt nu nog harder. Het voelt alsof mijn staart erafgerukt wordt.

"Typhon! Help nou toch!" Er komen nu zwarte vlekken voor mijn ogen, doordat ik op de kop hang en al het bloed sneller door mijn hersenen stroomt.

Ik verlies bijna het bewustzijn als Typhon ineens verschijnt. "Wat is dat?!"

"Geen idee," zeg ik met mijn laatste beetje kracht. "Help me, alsjeblieft."

Typhon springt op het dier. Ik kijk met moeite achterom en zie dat Typhon de kop van het beest aan het bewerken is. Hij snijdt er zo hard in, dat ik het bot zie. Het beest schreeuwt het uit en laat me los. Ik beland moeiteloos weer op vier poten.

Alsof het nog niet genoeg is trekt Typhon de schedel kapot. Het beest begint keihard te brullen van de pijn. En dan, alsof het niets is, haalt Typhon de hersenen tevoorschijn, trekt ze los en slikt het in een hap door. Het beest valt dood op de grond.

Ik spring op Typhon af en omhels hem. De tranen stromen over mijn wangen. "Een minuut langer, en ik was dood geweest." Ik snik hard.

"Stil maar." Typhon kalmeert me. "Het is al goed." Hij wrijft kalmerend over mijn rug.

"Typhon, weet jij wat dat is?" vraag ik.

We laten mekaar los.

"Ik heb al een idee," antwoordt Typhon. "Maar ik weet het niet zeker."

"Wat dan?"

"Ik denk dat het een carcharodontosaurus is."

"Een watte?" vraag ik niet-begrijpend.

"De carcharodontosaurus valt onder de uitgestorven dinosauria," antwoordt Typhon. "Hij valt zelf onder de familie carcharodontosauridae."

"Juist," zeg ik een beetje vaag. "Maar als dit dier uitgestorven is, hoe kan hij dan op dit moment aanwezig zijn?"

Typhon trekt zijn schouders op. "Ik heb werkelijk geen idee. Ik weet wel dat we nu een lekker maaltje hebben."

Ik begin te lachen. "Daar heb je gelijk in."

Nadat we de carcharodontosaurus mee hebben gesjouwd naar de boom waar ons nest is, eten we hem op. Hij smaakt vreemd. Misschien smaken alle reptielen zo?

"Heerlijk," zegt Typhon, als hij een paar happen heeft genomen. "Net zo lekker als de krokodil die je mij had gegeven."

Ik had dus gelijk.

We eten gulzig door. Ondanks dat hij zo groot is, krijgen we hem bijna helemaal op. Het kadaver gooien we weg, door samen hard alles weg te werpen vanuit de lucht, ver het bos uit.

Daarna duiken we ons nest weer in, want het valt nu al tegen de avond. Ik zie de eerste vleermuizen al rondzweven, op zoek naar de lekkerste insecten. 

"Het is nu lekker warm hier," zeg ik. "Buiten is het koud 's avonds, ik had al een hekel aan in het water slapen, hoewel dat ook wel een beetje warm was."

"Je hebt gelijk," zegt Typhon.

De nacht volgt al snel en het wordt pikkedonker. Mijn ogen beginnen dicht te vallen.

"Ingath, ga maar lekker slapen," zegt Typhon. "Ik houd de wacht wel." 

Ik krul me lekker op tussen de bladeren, naast Typhon.

"Jij kan ook wel gaan slapen hoor," zeg ik slaperig. "Het is hier veilig, denk ik."

Typhon knikt en gaapt. Hij krult zich ook naast me op en samen werken we als een kachel, die ons nest heerlijk verwarmt.

En zo vallen we in slaap.

A tale of two dragonsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu