Niemand at het eten niet op.
Ik had geen trek meer.
Voor het slapen, vertelde wij elkaar een verhaal.
Over Maan en Zon.
Ik vertelde aan Niemand dat Zon elke dag stierf voor Maan.
Niemand vertelde aan mij dat Maan elke keer wegliep voor Zon.
Daarna liep Niemand zelf weg.