006| De eerste brute moord

155 16 5
                                    

[Donderdag 3 december 2015]

'Wat...' de jongen in de deuropening staart Luelle Fernandez en Samuel Graciá met grote ogen aan. Zijn haar staat recht omhoog, hij is traag van de slaap en het enige dat hij aanheeft is een grijsblauwe pyjamabroek. Hij ziet er niet ouder uit dan twintig. Gapend houdt hij zich vast aan de deurknop, verdwaasd, alsof hij denkt dat wat hij ziet niet echt is. 'Wat is dit? Is dit-' hij kan zijn zin niet afmaken, voor hij ook maar met zijn ogen kan knipperen krijgt hij een klap op zijn kaak van Samuel. Zijn ogen rollen naar boven en hij valt als een lappenpop op de grond.

Luelle haalt geschrokken adem. De jongen beweegt niet meer en Samuel komt, met een kille blik in zijn ogen, haar kant opgelopen. Ze zit op haar knieën voor een grote houten ladekast, met handschoenen aan was ze de lades aan het doorzoeken, tot ze gestoord werden door de jongen - hoogstwaarschijnlijk de eigenaar van het pand, Jasper van der Meulen.

'Al wat gevonden?' het gefluister van Samuel klinkt hard in de stille kamer. 'We moeten zorgen dat we hier snel weg zijn.'

'Niks,' fluistert Luelle terug. Hoewel ze weet dat Samuel de situatie met de jongen niet anders had op kunnen lossen, is ze wel degelijk geschrokken.

Ze zoeken nog een tijdje zwijgend door, tot Samuel het zat wordt. Zijn ogen glimmen in het donker, de uitdrukking op zijn gezicht is grimmig. Hard. Kil. Luelle volgt zijn bewegingen met haar ogen wanneer hij opstaat. Langzaam loopt hij richting de jongen. Als de punten van zijn schoenen de stof van de jongen zijn broek raken, laat hij zich zakken en gaat hij gehurkt naast hem zitten.

'Wat...-'

Samuel gebaart dat Luelle haar mond moet houden. Ze kijkt hem fronsend aan. Hij pakt de jongen bij zijn haar en trekt het levenloze lichaam van de jongen iets omhoog, duwt hem iets naar achter zodat hij tegen de muur aan komt te zitten. De jongen ademt nog, zijn borst gaat regelmatig op en neer.

'Ik snap niet wat-'

Weer gebaart Samuel naar haar dat ze moet zwijgen. Zijn blik is hard wanneer hun blikken elkaar kruisen, Luelle houdt haar adem in, vreest dat ze al weet waar dit naartoe gaat. Nog voor ze kan protesteren, geeft Samuel de jongen een harde klap tegen zijn wang, zijn hoofd raakt de muur, Luelle krimpt in elkaar bij het krakende geluid. De ogen van de jongen schieten open, hij knippert verwoed, slikt een paar keer. Samuel geeft hem geen tijd om bij te komen, maar brengt zijn gezicht gevaarlijk dicht bij die van de jongen.

'Waar is het?' vraagt hij, zijn stem klinkt zacht. Boosaardig.

De jongen opent zijn mond, maar er komt geen geluid uit. Hij kucht een paar keer en probeert dan opnieuw om te antwoorden. 'Het?' herhaalt hij, zijn blik gaat van de ene kant van de kamer, naar de andere kant.

Samuel trekt zijn wenkbrauwen op, legt zijn hand om de keel van de jongen. De grijns op zijn gezicht voorspelt weinigs goed.

'Het hoeft niet-'

Woedend draait Samuel zich om naar Luelle, die nog steeds als versteend bij de ladekast zit. 'Ga door met zoeken,' gebiedt hij, zijn woorden klinken hard en de blik in zijn ogen spreekt boekdelen. Als ze nog een keer haar mond opendoet om te protesteren springt hij uit zijn vel. Hij lost dit op, zij moet doorgaan met zoeken. Ze buigt haar hoofd. Samuel wendt zich weer tot de jongen, maar krijgt dan een harde klap op zijn ademsappel. De jongen heeft zijn hoofd gebogen en probeert zich te verzetten tegen de greep van de man voor hem. Hoestend probeert Samuel de verzwakte jongen van zich af te duwen - de jongen laat zich makkelijk verplaatsen en kijkt met halfdichte ogen naar Samuel. Woedend grijpt die de jongen vast.

'Je weet wat ik bedoel. Waar is de chip?' herhaalt hij zijn vraag. De jongen wordt rood, zijn vingers proberen de hand van zijn keel te halen, maar Samuel laat niet los. 'Waar is het?'

'Ik.. ik heb het-' hij probeert adem te halen, 'niet.'

'Je hebt het wel. Waar is het? Wáár is het?'

'Ik heb het niet. Je bent... fout geïnformeerd.'

Er knapt iets in Samuel. Hij staat op en grijpt naar de binnenzak van de jas die hij aanheeft, terwijl de jongen rochelend ademhaalt. Als hij iets glimmends tevoorschijn haalt, snakt Luelle naar adem. Hij heeft een lang mes in zijn hand. 'Weet je zeker dat je niet weet waar het is?'

De jongen kijkt met grote ogen naar het mes, staat doodsangsten uit. 'Ik heb het niet. Ik zweer het. Ik had het, maar we wisselen elke dag.' Zijn stem klinkt zwak.

'Wie heeft het nu?' Samuel toont geen enkel medeleven, maar komt weer gevaarlijk dicht bij de jongen - die kruipt op zijn beurt verder in elkaar.

'Ik weet het niet,' antwoordt hij haastig. 'Voor de veiligheid wordt dat niet aan ons vertelt. We mogen het niet weten. Ik heb het aan iemand gegeven, maar dat is drie dagen geleden, ik-'

'Geef me de naam en het adres,' beveelt hij.

De jongen beeft. 'Luuk Bosman. S..Stationskade.'

'Huisnummer.'

'Die weet ik niet. Echt niet,' hij haalt geschrokken adem wanneer Samuel naast hem neerhurkt en het mes voor zijn gezicht houdt. 'Ik zweer het, ik weet het huisnummer niet, ik-'

'Je bent nuttig voor ons geweest,' Samuel kijkt gefascineerd naar het mes, beweegt het langzaam voor het gezicht van de jongen. 'Maar ik weet niet of het genoeg is om je in leven te houden.'

'Alstublieft. Alstublieft, ik heb niks gedaan. Ik heb het niet, ik zal niemand iets vertellen over jullie, ik-' Hij slaakt een gil wanneer het mes zijn been raakt. Zijn ogen worden groot. Hij grijpt naar zijn been, probeert het bloeden te stelpen, maar Samuel haalt nog een keer uit. Het mes raakt de buik van de jongen. Zijn gil, een gil vol pijn en pure angst, wordt gesmoord door Samuel's hand. Hij haalt nog een keer uit. De jongen grijpt naar zijn buik, probeert met zijn andere hand zijn been vast te houden. Samuel staat op en wenkt Luelle.

'We gaan,' beveelt hij kil. Hij kijkt niet eens meer naar de jongen.

Luelle staat bevend op. Ze probeert haar blik af te wenden, probeert niet te kijken naar de jongen die wanhopig probeert het bloed binnen te houden. Ze wil niet zien hoe de grootte van de plas bloed onder hem toeneemt en toeneemt. De geur maakt haar misselijk.

'Kijk uit dat je er niet instaat,' Samuel wijst naar de plas en Luelle loopt er met een grote boog omheen. Hij legt een dwingende hand op haar schouderblad en duwt haar lichtjes de kamer uit. Voor hij de deur achter zich sluit, werpt Luelle nog een blik op de jongen.

Zijn witte gezicht is besmeurd met zijn eigen bloed. Hij grijpt naar zijn wangen, probeert zichzelf wakker te houden, maar het is hopeloos, hij zakt steeds meer naar beneden. Zijn pyjamabroek is doorweekt, donkerrood. Hij is bijna even oud als haar zusje en hij was stervende, vermoord door Samuel. Luelle is medeplichtig aan moord.

De steek in haar buik is zo plotseling en overheersend dat ze iets móét doen. Ze twijfelt geen seconden en kijkt Samuel met grote ogen aan. 'Ik ben iets vergeten,' zegt ze. Ze probeert overtuigend te klinken. 'Zorg jij dat alle deuren op slot zijn, ik ben zo terug.' Hij kijkt verstoord op, maar knikt dan en loopt al richting de eerste deur, twijfelt geen moment aan haar woorden. Zij snelt de kamer weer in.

De geur van bloed maakt haar misselijk, maar ze denkt er niet bij na en hurkt neer naast de jongen. Zijn ogen kijken glazig omhoog. 'Sorry,' fluistert ze, 'sorry.' Meer kan ze niet uitbrengen. Ze aait over de wang van de jongen. Als ze haar hand weer omhoogbrengt, ziet ze dat het donkerrode vocht op haar vinger zit, ze rilt. In een opwelling brengt ze haar hand naar de muur.

'Het spijt me' staat in donkerrode letters op de muur. 'Ik wilde dit niet'. En terwijl Luelle opstaat en zich richting de deur beweegt, blaast Jasper van der Meulen zijn laatste adem uit.

MarionetteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu