9

43 6 4
                                    

Hij blijft maar rennen. 

Ik probeer Harry bij te houden en durf niet achterom te kijken. Ik wil wel achterom kijken maar ik ben bang dat ik dan iets zie wat ik niet wil zien.

We zien bijna bij de eerste winkelstraat toen ik ze hoorde. Harry keek vlug achterom maar toen hij zag dat ik nog steeds achter hem zat, keek hij weer voor zich uit.

M'n longen branden en ik voel een steek opkomen.

"Stoppen!" 
"Hey!"
"Stoppen, NU!"

Ik probeer de stemmen te negeren. We zijn bijna door de eerste winkelstraat heen, de straat was langer dan dat ik dacht. 

Ik probeer achterom te kijken, de begeleiders komen steeds dichterbij. Ik vraag me af hoeveel het er zijn, hoeveel er bij de anderen op het terras waren gebleven. Er gaan zoveel gedachten door mijn hoofd heen, dat ik niet goed oplet. Ik kijk snel weer voor me en doordat ik niet goed zat op te letten, bots ik bijna tegen iemand aan. 

Het wordt drukker naarmate ik bij het einde van de eerste winkelstraat kom en ik kan Harry niet goed meer in de gaten houden.

Links? 
Rechts?
Links?

Ik voel dat er paniek begint te komen. Ik weet niet meer welke kant ik op moet en de begeleiders zitten me op m'n hielen. 
Het einde van de winkelstraat komt steeds dichterbij en ik weet het gewoon niet meer.

Links? 
"Ik wil dat jullie NU stoppen met rennen!"
Rechts?
"Hoor je me!?"
Links

Ik ben in mijn hoofd al aan het bedenken wat ik ga gokken, als ik ineens Harry's afgetrapte laarzen zie. 
Links.

De stemmen achter me worden steeds zachter. Totdat ik ineens een klap op mijn schouder voel. Ik weet dat het een begeleider is en ik probeer nog harder te rennen.

Ik zie Harry niet meer maar ik weet dat hij nog voor me zit, geen één begeleider is langs me gekomen. Ik herinner me ineens weet dat we na deze winkelstraat naar rechts moeten en ons moeten verstoppen in het warenhuis.

Als ik snel over mijn schouder naar achteren kijk, zie ik dat er minimaal twee begeleiders achter me zitten. Ik heb een redelijke voorsprong maar ik moet de voorsprong nog groter maken zodat we meer tijd hebben om een verstopplek te vinden.

Ik probeer om me heen te kijken terwijl ik ren. Ik merk op dat er allemaal kraampjes staan, vandaar dat het hier zo druk is. 
Ik ga dichter naast de kraampjes rennen en wring me door de mensen heen. Ondertussen probeer ik van alles van de kraampjes af te pakken. Veel mensen springen al aan de kant als me zien aankomen, dat komt waarschijnlijk ook door het geroep van de begeleiders achter mij.

Ik krijg wat fruit te pakken wat ik vervolgens zo hard mogelijk naar achteren probeer te gooien. Ik blijf dingen gooien totdat ik in de verte een aantal bakken langs de weg zie staan. Ik heb geen flauw idee wat voor bakken het zijn of wat er in zit maar ze brengen me wel op een idee.

Zodra ik langs de bakken kom, trek ik ze met alle macht omver. Er rollen nu een stuk of 6 bakken over de straat, een aantal liggen midden op de weg. Ik kijk weer achterom en zie ineens geen begeleiders meer. Ik maak een vreugdedansje in mijn hoofd en kijk weer snel vooruit. 

Maar dan bots ik keihard tegen iemand aan en moet wel stoppen met rennen. Twee handen slaan om mijn bovenarmen en ik kijk omhoog. 

“We zijn er bijna.” Harry pakt mijn hand en trekt me snel mee.
We zijn bijna bij het einde van de straat en het wordt hier nog drukker. We kunnen nu niet meer zo hard rennen en we proberen ons zo snel mogelijk door de mensenmassa heen te duwen.

Plotseling voel ik Harry’s hand niet meer in die van mij. Gelukkig is hij iets langer dan de rest en kan ik alsnog de achterkant van zijn hoofd zien. Maar zodra we bij het eind van de straat komen, ben ik hem ineens kwijt. Ik hoor achter me weer geroep en zet het weer op een rennen.

Het warenhuis komt dichterbij en ik zie nu al dat aan deze kant, geen open ramen zijn. Ik sprint om het warenhuis heen, wat groter is dan dat ik had gedacht, ondanks dat Harry wel gezegd had dat het groot was.
Ik moet stil blijven staan om te goed te kunnen zien welk raam geen planken ervoor heeft zitten maar daar heb ik geen tijd voor.

Vanuit mijn ooghoek zie ik wat planken loszitten. Ik ren ernaartoe en zodra ik er ben, probeer ik de planken los te rukken. De planken zijn verrot dus gelukkig gaat het makkelijk. Ik hoor mensen aankomen en ik begin harder aan de laatste plank te trekken.

Zodra ik met mijn ene been in het warenhuis sta, hoor ik iemand roepen.
Ik kan niet helemaal verstaan wat er gezegd wordt maar ik weet dat ik nog niet veilig ben.

Ik ren door het warenhuis heen, het enige licht wat er schijnt zijn de stralen van de zon die door de planken kunnen komen.

Er staan overal opgestapelde dozen door de hele zaal heen. Dat ze die nooit opgeruimd hebben. Ik ren naar de achterkant en zie rechts een trap.
Er liggen allemaal dozen voor die ik aan de kant trap en storm de trap op.

Als ik een verdieping hoger ben, wil ik naar de achterkant van de zaal rennen. Ineens voelen ik een hand om mijn arm geklemd en een andere hand drukt op mijn mond.
Game over.

~
Nog niet gecontroleerd!

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Mar 12, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Fix youWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu