Hoofdstuk 1

104 7 54
                                    

Het is de eerste dag na de zomervakantie. Iris stapt op haar fiets om naar school te gaan. Het is een prachtige dag en dat is goed te merken aan de felle zon en de strakblauwe hemel. Ze fietst door de straten richting school. Haar lange haren wapperen in de wind. Onderweg komt ze Demi tegen. Iris versnelt en gaat naast haar fietsen. 

'Hi Demsi. Hoe is het? Fijne vakantie gehad?'

'Ja, zekers. Wij zijn in Parijs geweest. Waar ben jij geweest?' Iris zucht. Haar ouders gaan nooit naar spectaculaire plaatsen. Iedereen gaat altijd naar Parijs of Londen, maar zij moet het doen met de zee aan de kust van Frankrijk. Niet dat het heel erg is, maar zij wil ook eens iets anders zien. 

'Zoals gewoonlijk: In Frankrijk ergens aan de kust. Op dezelfde camping en zelfde plek.' Al pratend over de vakantie fietsen ze verder.


Eenmaal aangekomen bij school parkeren ze hun fiets in de fietsenstalling. Het is een aparte maar mooie school. In het midden staat een gebouw van twee verdiepingen. In een rondje daaromheen zit een lange gang met allemaal lokalen. Die gang is dan verbonden met overdekte gangen aan het grote gebouw. Demi en Iris kijken verbaasd rond, maar niet omdat ze het gebouw bewonderen. Alle nieuwe brugklassers staan om een podium heen. Een jongen met bruin haar en een groen T-shirt staat in de verte naar hen te zwaaien. Het is Jack. Iris en Demi lopen naar hem toe en gaan bij hem staan. 

 'Weet jij wat hier aan de hand is, Jack?', vraagt Demi. 

 'Mijn vader zegt,' Iris en Demi slaan ogen ten hemel. 'Daar gaan we weer.', denkt Iris bij zichzelf. Jack ziet de reactie, maar doet net alsof hij niets gezien heeft. 

 'Mijn vader zegt dat we een test moeten afleggen. Als je een gave bezit word je opgeleid of zoiets. Anders word je gehersenspoeld.' 

 'Geloof je dat echt?', vraagt Iris. 'Ik denk namelijk dat je vader dat alleen maar zegt om je bang te maken.' Demi knikt om te laten weten dat ze het met Iris eens is. Dan horen ze een harde piep. Iedereen drukt zijn handen tegen zijn horen. Iris ziet een vrouw met hoge hakken en nette bloes het podium oplopen. Zelfs op een afstand zie je dat ze de jongste niet meer is. De rimpels lijken wel in het gezicht gekerfd te zijn. 

 'test, test. Oké hij doet het. Welkom nieuwe leerlingen op deze school. Voordat we naar beginnen, willen we meer over jullie weten. Jullie gaan daarom een kleine vragenlijst invullen.' Jack werpt een blik van "zie je wel" richting Iris en Demi. 

 'Er worden kleine groepjes gemaakt van leerlingen per basisschool. Oké het eerste groepje is van de Helfiaschool. Demi, Iris, Jack en Eveline kom naar het podium.' De groep vrienden loopt naar het podium, maar Eveline komt niet opdagen.

'Eveline Klarks?' Geen beweging in de groep brugklasser. De directrice maakt een aantekening. 

'Goed, jullie mogen met die meneer met het groene haar mee. Hij brengt jullie naar een lokaal.', zegt de directrice. Iris inspecteert de meneer. Hij heeft warrig groen haar, een rechthoekige rode bril en is erg netjes gekleed. Hij ziet er streng uit, maar in zijn ogen schittert ook een beetje humor.


Iris, Demi en Jack lopen achter de meneer met het groene haar aan richting het lokaal. Ze kijken rond en zien allemaal verschillende lokalen. In de één staan muziekinstrumenten en in de ander hangt een grote Engelse vlag. Iris gokt dat ze langs wel drie tot vijf verschillende lokalen zijn gelopen. Ze stoppen uiteindelijk voor een scheikunde lokaal. In het lokaal staan allemaal vreemde apparaten en ze kijken hun ogen uit. Op drie tafeltjes liggen blaadjes met een pen ernaast. De vrienden gaan allemaal aan een tafel zitten en kijken naar de meneer. 

'Laat ik me even voorstellen.', begint de man. 'Ik ben meneer ten Groen.' Demi en Jack kunnen maar net hun lach in houden en slaan een hand tegen hun mond zodat er geen geluid kan ontsnappen. 

magicis ludusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu