Deel 1

33 0 0
                                    


'De dode buidelrat lag er nog.' Oswald keek uit het auto raam naar het grijze, harige lichaam aan de kant van de weg. Op de 1 of andere manier leek het nog doder dan gisteren. De regen van afgelopen nacht had niets geholpen. 'Niets ziet er doder uit dan een dode buidelrat,' zei de vader van Oswald. 'Behalve deze stad,' mompelde Oswald. 'Wat zei je?', zei z'n vader. Hij droeg het stomme rode hesje al dat ze hem aandeden toen hij bij Snack Space kwam werken. 'Deze stad', zei Oswald deze keer iets luider.'Deze stad ziet er doder uit dan een dode buidelrat.' Zijn vader lachte. 'Nou, ik denk niet dat ik daar tegenin kan gaan.' 3 jaar geleden, toen Osward 7 was, waren er daadwerkeling dingen te doen. Een bioscoop, een game en kaart winkel, en een ijssalon met geweldige wafelhoorntjes. Maar toen sloot de molen. De molen was praktisch de hele reden dat deze stad bestond. Oswald's vader verloor zijn baan, net zoals de vele andere ouders. Veel families gingen daardoor verhuiden, inclusief Oswald's beste vriend, Ben, en zijn familie. Oswald's familie bleef vanwege zijn moeder haar baan in het ziekenhuis, en daarnaast wilden ze niet tever van oma wonen. Dus pap eindigde met een part-time baantje bij Snack Space, dat wat 5 eruo per uur minder deed opleveren dan bij z'n baan bij de molen. Oswald zag de stad uitsterven. De ene na de andere zaak sloot, zoals de organen in een stervend lichaam, omdat niemand meer geld had voor films, of games, of geweldige wafelhoorntjes. 'Heb je zin in je laatste schooldag?', vroeg pap. Het was 1 van de vragen die volwassenen altijd vragen, zoals 'Hoe was je dag?', en 'Heb je je tanden gepoetst?'. Oswald haalde zijn schouders op. 'Ik denk het. Maar er is niks te doen nu Ben weg is. School is saai, en thuis is het niet anders.' 'Toen ik 10 was, was ik 's zomers niet thuis totdat ik werd geroepen voor het avond eten,' zei pap. 'Ik ging een eindje fietsen, speelde honkbal en raakte in veel verschillende problemen.' 'Zeg je dat ik in de problemen moet raken?', zei Oswald. 'Nee, ik zeg dat je plezier moet maken.' Pap reed de afzet lijn op voor Westbrook Elementary. 'Veel plezier.' Hij liet het zo makkelijk klinken. Oswald liep door de dubbele deuren van de school en kwam gelijk Dylan Cooper tegen, de laatste persoon die hij wou tegenkomen. Oswald was daarentegen blijkbaar de eerste persoon die Dylan wou zien, vanwege zijn brede grijns die hij opzette. Dylan was de langste van groep 7 en genoot duidelijk van het opdoemen over zijn slachtoffers. 'Nou, als we daar Oswald de Ocelot niet hebben!', zei hij, zijn grijns werd wijder dan ik voor mogelijk zag. 'Die wordt ook nooit oud of wel?' Oswald liep Dylan voorbij en was opgelucht toen zijn kwelgeest er niet voor koos hem te volgen. Toen Oswald en zijn klasgenoten uit groep 7 nog kleuters waren was er een cartoon op een van die zenders voor kleine kinderen over een grote roze ocelot die Oswald heette. Als resultaat, begonnen Dylan en zijn vrienden hem 'Oswald de Ocelot' te noemen op de eerste dag van de kleuterschool en het heeft nooit opgehouden. Dylan was het soort kind dat je als doelwit koos als je anders was. Als het niet de naam van Oswald was geweest, zou het waarschijnlijk sproeten of kuif zijn geweest. De bijnamen zijn dit jaar een stuk erger geworden bij Amerikaanse Gescheidenis toen ze leerden dat de man die John F. Kennedy doodschoot Lee Harvey Oswald heette. Oswald was liever een ocelot dan een moordenaar. Sinds het de laatste schooldag was, werden er geen pogingen tot echt werk gedaan. Juf Meecham kondigde de dag van te voren aan dat de leerlingen toestemming hadden om hun aparaten mee te nemen zolang ze maar de verantwoordelijkheid namen voor alles wat kwijt zou raken of kapot zou gaan. Deze aankondiging betekende dat er geen enkele inspanning zou worden geleverd voor educatieve activiteiten van welke aard dan ook. Oswald had niet echt moderne aparaten. Okee, er was een laptop thuis, maar die werd gedeeld met de hele familie en hij mocht deze ook niet meenemen naar school. Hij had een telefoon, maar dit was het trieste, meest ouderwetse model voorstelbaar, en hij wilde deze niet tevoorschijn halen omdat hij wist dat elk kind die het zag hem uit zou lachen. Dus terwijl de andere kinderen spelletjes speelden op hun tablets, zat Oswald daar maar. Nadat gewoon zitten ondraaglijk werd, pakte hij een notitieboekje en potlood en begon hij te tekenen. Hij was niet de beste artiest ter wereld, maar hij kon goed genoeg tekenen om zijn tekeningen herkenbaar te maken. Er was een cartoonachtige style die hij erg leuk vond. Het beste aan tekenen was dat hij er diep in kon gaan. Het was alsof hij in het papier viel en deel werd van zijn creaties. Het was een fijne ontsnapping. Hij wist niet waarom, maar recent begon bij met het tekenen van mechanische beren, konijnen en vogels. Hij stelde zich voor dat ze net zo groot als een mens waren en als robots in een oude science fiction film bewogen. Ze waren harig aan de buitenkant, maar de vacht bedekte een metalen skelet gevuld met draden en tandwielen. Soms tekende hij de blootgestelde metalen skeletten van de dieren of schetste hij ze met de vacht teruggetrokken om een deel van de mechanische werking eronder te laten zien. Het was een griezelig effect, alsof je iemands schedel onder de huid uit zag gluren. Oswald ging zo op in zijn tekening dat hij schrok toen juf Meecham het licht uitdeed om een film te laten zien. Films leken altijd de laatste wanhoopsdaad van een leraar op de dag voor de pauze begon - een manier om de kinderen anderhalf uur relatief stil te houden voordat ze los werden gelaten voor de zomer. De film die juf Meecham had uitgekozen was, volgens Oswald, te kinderachtig voor een groep leerlingen uit groep 7. Het ging over een boederij met pratende dieren, en hij had deze al eerder gekeken, maar hij keek 'm nog een keer want, wat kon hij anders doen? Op het schoolplein waren kinderen ballen aan het overgooien en aan het praten over hun plannen voor de zomer: 'Ik ga naar voetbalkamp.' 'Ik ga naar basketbalkamp.' 'Ik ben vaak te vinden in het buurtzwembad.' 'Ik ga naar mijn opa en oma in Florida.' Oswald zat op een bankje en luisterde. Voor hem waren er geen kampen, middagen aan het zwembad, of dagjes weg, omdat er geen geld was. Dus tekende hij wat, speelde hij zijn oude video games die al hij duizenden keren had uitgespeeld, en ging hij misschien naar de bibliotheek. Als Ben er nog was, zou het anders zijn. Ook al deden ze de dingen die ze altijd al deden, ze zouden het samen doen. En Ben kon Oswald altijd aan het lachen maken, bijvoorbeeld als hij zijn leraren perfect na deed. Hij en Ben hadden altijd plezier, maakt niet uit wat ze deden. Maar nu stond hem een zomer zonder Ben te wachten, lang en leeg. 

Into the Pit - Fazbear FrightWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu