Hoofdstuk 7 - Ik ben erachter gekomen dat ik niet kan vechten, fijn

12 0 0
                                    

Ik liep door de gang naar de arena, op de muren waren allemaal gevechtstaferelen gegraveerd. Mensen die vochten met dieren, de Grieken en Romeinen die oorlog voeren, gladiatoren in het Colosseum, ridders in de middeleeuwen, Napoleon, Eerste en Tweede wereldoorlog. Noem maar op. Een hele tijdlijn van de tijd van de jagers en verzamelaars tot aan nu. Ik vroeg me af of deze gang steeds langer werd hoe meer de tijd voorbij ging. Of over 100 jaar er weer een nieuw gedeelte zou zijn. Het zou me niet eens verbazen. Ik had al genoeg "Onmogelijke" dingen gezien vandaag dat als je me zou vertellen dat de zon eigenlijk van ijs is gemaakt in plaats van vuur en lava ik het zou geloven ook. Ja, zo erg was het. Ik kwam bij het einde van de gang en hoorde mensen juichen. Voor me was een bruggetje dat over een klein slootje was gebouwd. De rest van de arena was vooral gras en een paar bomen en struiken. In het midden van de arena was een pad dat vanaf mijn bruggetje zo'n 30 meter doorging tot aan een ander bruggetje. Achter dat bruggetje stond mijn tegenstander. Hij was waarschijnlijk 16 of 17 en had warrig blond haar. Hij droeg simpele kleren. Een donker rode trui en een wijde spijkerbroek. Hij had niet echt wapenuitrusting maar wel een bijl die aan zijn riem bungelde. Hij was gespierd en zag er gevaarlijk uit. Ik keek naar boven en zag iedereen die me toejuichten. Of waren ze hem aan het toejuichen? Ik wist het niet. Waarschijnlijk hem, mij kennen ze niet eens. Ik ging op zoek naar een bekend gezicht. De enige die ik kende was Robin, en die had ik vandaag pas ontmoet. Ik zag hem links van me op 1 van de voorste rijen. Hij zag er gespannen uit. We keken elkaar een tijdje aan totdat de vrouwenstem weer door de arena echode: 'Jongens en meisjes, dames en heren. Er is weer iemand gekozen door het lot en zij gaat nu haar eerste uitdaging aan. Een gevecht op leven en dood!' Het publiek joelde en juichte. Ik sloot mijn ogen en probeerde te kalmeren. Als ik dood ga, ga ik vechtend dood. Ik genoot nog even van de warme zon die op mijn gezicht scheen en het frisse briesje waar ik altijd zo van hield. Ik opende mijn ogen weer omdat de vrouwenstem verder ging met de 4 woorden die ik nog niet wou horen: 'Iedereen klaar? Vechten maar!'

Mijn tegenstander rende op me af en voor een moment bleef ik versteend staan. Bang voor wat er zou komen. Maar toen mijn tegenstander zo'n 5 meter van mij vandaan was kwam mijn brein eindelijk in actie. In paniek rende ik naar links, niet wetend wat ik anders moest doen. Vluchten, dat was het enige wat ik ooit gekend heb. Ik rende voor mijn leven, ik rende hard, harder dan ik ooit gerend had. De grond was ongelijk en overal lagen boomstronken. Mijn hart ging tekeer. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik kon niet blijven rennen, hopend dat hij moe zou worden en ik hem op één of andere manier kon verslaan. Maar hij zou niet moe worden, hij had getraind, hij kon vechten. Ik niet. Ineens stopten de voetstappen achter me en minder dan een seconde later begon de grond te schudden. Ik viel op de grond, en probeerde zo snel mogelijk op te staan. Maar hij stond nu recht voor me, op minder dan 2 meter afstand. Het publiek werd stil en keken gespannen naar wat er zou gebeuren. Ik keek mijn tegenstander recht in de ogen aan en probeerde niet te laten merken hoe bang ik eigenlijk was. Maar dat masker viel snel weg toen hij een rotsblok op me afvuurde. Ik ontweek hem net en ging er weer vandoor. Hij twijfelde geen moment en schoot rennend rotsblokken op me af. Bijna alles ontweek ik maar één rotsblok schampte mijn rechterarm. Er zat een scheur in mijn spijkerjasje en het was doorweekt met bloed. Ik was afgeleid door het bloed. Ik was bang voor bloed en wonden. Ik vond het niet fijn. Ik had natuurlijk wel vaker wondjes gehad maar dit kon je geen "wondje" noemen. Dit was een diepe 10 centimeter lange snee waar constant bloed uit stroomde. Terwijl ik al dat in me op nam voelde ik een tweede stekende pijn, recht op mijn rechterschouder. Ik ben rechtshandig dus ik was doodsbang dat ik die arm zo niet meer kon gebruiken. Dat was als ik dit überhaupt overleef. Maar ik viel dus op de grond, kreunend van de pijn. Ik lag op mijn borst en wou het al opgeven, er was geen enkele manier hoe ik dit ooit zou overleven. Maar ik kan in ieder geval zo lang mogelijk in leven proberen te blijven. Dat was precies wat ik deed, zo lang mogelijk in leven blijven.
Ik dacht mezelf weer moed ingesproken te hebben maar als je mij nu een beetje kent weet je dat ik alles behalve dapper ben. Dus toen ik het suizende geluid van een rotsblok op me af hoorde komen deed ik het enige wat ik me kon bedenken. Ik rolde weg. Ja, ik weet het, recht over mijn rechterschouder. De pijn in mijn arm was onvoorstelbaar. Veel erger dan ik ooit gevoeld had. Stel je voor dat je je schaaft aan de grond omdat je bijvoorbeeld valt, en het bloed. Dan prikt het en doet het pijn om aan te raken, toch? Nou dat gevoel dat het prikt en pijn doet, stel je dat dan voor maar 10 keer erger. Dat was wat ik voelde. Het zand beet in de wond en mijn arm voelde alsof hij eraf zou vallen.
Er kwam nog een rotsblok op me afvliegen dat recht mijn borst zou raken. Ik sloot mijn ogen en in een reflex hief ik mijn handen. Waarschijnlijk probeerde ik het  op te vangen. Ik wachtte op een pijnscheut in mijn armen, of in ieder geval een klap. Maar er kwam niks, ik hoorde het publiek juichen en vroeg me af of ik al dood was. Ik wist het niet. Voorzichtig opende ik mijn ogen en keek naar het rotsblok, het probeerde duidelijk bij me te komen maar iets hield het tegen. Als een ouder die een boos kind tegen moet houden. Voorzichtig kroop ik weg. Net toen ik weg was boorde het rotsblok in de grond, recht op de plek waar ik net lag. Mijn tegenstander liep op me af, maar hij zag er niet meer gevaarlijk uit, niet meer alsof hij me wou vermoorden. Hij hief zijn hand om me omhoog te helpen en ik pakte het aan. Het publiek joelde en juichte me toe. Ik snapte het niet. Ik had niet gewonnen. Hij had niet gewonnen. Wat was er aan de hand? Ik dacht terug aan wat Robin had gezegd: "Er is maar 1 manier om er 100% van te zijn dat je element naar buiten komt. Een gevecht op leven en dood!" Het ging vooral om het element tevoorschijn halen, niet om het gevecht op leven en dood. Ik keek naar Robin, hij glimlachte maar er lag ook een treurige blik in zijn ogen, ik wist niet goed waarom. Ik voelde me duizelig worden en het laatste wat ik me herinner was zijn blik. Toen werd alles zwart.

Mevatuella, de stad in de bergenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu