1846
Geschokt schrok ik wakker. Het was maar een droom, suste ik mezelf. Gehaast greep ik naar mijn halsketting. Ik klemde mijn vuist eromheen en sloot mijn ogen. Vanaf ik weer tot rust was gekomen keek ik mijn medaillon aan. Er stond een maan en een zon op afgebeeld. Ik had deze van mijn vader en moeder gekregen. Ze hadden hem speciaal voor mij gemaakt. Het symboliseerde het leven en de dood, had mijn moeder me altijd verteld. Elke keer dat je sterft komt er een ander leven. Elke keer dat je leeft sterft er een ander. Het moest me moed en kracht geven. Vrees nooit de dood, maar vrees ook niet je leven. Vaak gaf ze me zo’n wijze lessen, de ene keer waren ze al wat beter te begrijpen dan de andere keer.
Deze ketting had ik altijd om die zorgde ervoor dat ze toch nog altijd bij me waren.
Tegenwoordig droomde ik steeds meer en meer deze droom, het achtervolgde me.
De dood van mijn ouders had ik nooit kunnen verwerken, het was te gruwelijk geweest, maar ik had echt gehoopt dat het met de jaren wel zou slijten en dat ik er zeker niet meer ging over dromen. Mijn hele lichaam begon te rillen en tranen kwamen op, maar ik moest mezelf vermannen. Ik ademde diep in en uit en stond vervolgens op.
Ik liep de kajuit uit. Ik zag dat Albert al druk bezig was met het overladen van onze producten.
Albert was de man die me had meegenomen. Hij had me verder opgevoed samen met zijn vrouw, Louisa en zij hadden mij ook verder beschermd. Ik beschouwde hen nu als mijn nieuwe ouders.
Sinds er regelmatig oorlog in onze stad uitbrak - tussen het gewone volk en de soldaten - had Albert beslist om op het water te leven. Hij had een schip gekocht waar we altijd verbleven. Wel hadden we nog onze graanproducten op velden staan die we dus moesten gaan oogsten waardoor we jammer genoeg nog wel afhankelijk bleven van de stad, maar zo voorzagen we toch dat ons huis bleef bestaan.
In ons schip hadden we grote opslagruimten waar we al ons graan konden bewaren.
'Goedemorgen,’ zei ik opgewekt. Ik liep naar hem toe en gaf hem een kus.
'Goedemorgen, meid. Goed geslapen?’
Ik haalde mijn schouders op en begon aan mijn ketting te prutsen.
'Ik heb weer over mijn ouders gedroomd, de dag toen ze vermoord werden.’
De zon scheen in mijn gezicht en bezorgde me een warme gloed. Kop op, zei ik tegen mezelf, je hebt nu een prachtig leven, geniet ervan. 'Het was maar een droom, niets speciaals dus. Heb je werk voor me?’ Ik vond het nooit erg om hen te moeten helpen, ze deden zoveel voor me dat ik het vanzelfsprekend vond dat ik iets terugdeed.
'Louisa is al naar de markt om nog wat goederen te kopen als je wilt mag jij hout gaan halen. Ons paard staat nog in de wei.’
'In orde.’ Ik liep meteen ons schip uit op weg naar de wei.
Eens ik daar was aangekomen maakte ik het paard klaar voor vertrek. Ik spande er een kar aan en vertrok.
De markt had altijd een zeer opgewekte sfeer. Alle mensen probeerde hun goederen te verkopen aan een goede prijs. Men praatte met elkaar en maakte plezier. De kinderen speelde met elkaar. Iedereen zag er zo gelukkig uit.
Ik liep verder over het marktplein.
Plots werd het stil iedereen bleef staan en keek gespannen voor zich uit. Ik hoorde paarde galopperen, ze kwamen onze richting uit.
Ik ging aan de kant staan en zag hoe de soldaten zich een weg baande door de menigte.
Deze dag ging anders verlopen dan ik had verwacht.
JE LEEST
Vrijheid (tijdelijke stop)
AdventureElisabeth, 19 jaar, heeft genoeg van de onderdrukking die aanwezig is in de stad. Ze verzet zich tegen de macht van de commandant, maar loopt daardoor zelf gevaar. Met behulp van de charmante, knappe Jonathan varen ze de zeeën af opzoek naar hulp va...