5. Bijna dood!

69 7 0
                                    

Jess en ik hebben nog heel lang naar de sterren gekeken. Op een gegeven moment viel ze in slaap. Ik heb haar naar haar stoel gebracht en toen ben ik zelf ook maar weer gaan slapen.

Ik loop naar Luc. "Hoi Luc. Hoe is het? Domme vraag natuurlijk. We zitten vast op een eiland en ik vraag hoe het gaat." Zeg ik terwijl ik heel dom kijk. "Nou..... Ik verveel me." Zegt Luc als hij toch nog een reactie geeft. "Wil je een spelletje doen?" Vraag ik terwijl er weinig mogelijkheden zijn. "Vetoppete!" Roept hij op een kinderlijke manier. "Ga jij tellen? Tot twintig." Zeg ik, want ik heb geen zin om te gaan tellen. "Oke!" Zegt hij met een vrolijke stem. "Één, twee, drie, vier, etc." Telt hij langzaam. Ik ga achter een boom staan. Als hij bij twintig is zegt hij: "ik kom!" Hij heeft me al snel gevonden en ik ga tellen. Als ik bij twintig ben haal ik mijn handen voor mijn ogen vandaan. Ik kijk rond en zie hem niet. Ik hoor geritsel en draai me om. Ik ren naar de bosjes en schuif de takken opzij. "Boe!" Roep ik dan. Maar hij staat er niet. "Ik had toch echt iets gehoord." Denk ik hardop. Ik loop verder de bosjes in. Op een gegeven moment zijn er geen bosjes meer en is er een ravijn! Ik zie Luc's schoen en ren er naartoe. "Luc! Waar ben je!" Roept ik, schreeuw ik. Ik schreeuw zo hard als ik kan. Dan komen Maria en Arnold er ook aan. "Wat is er?" Vraagt Maria met een bezorgde stem. "Ik speelde verstoppertje met Luc, maar ik ben hem kwijt. Hier ligt zijn schoen, voor het ravijn!" Zeg ik in paniek. "Hij zou toch niet......?" Zegt Maria. Arnold loopt naar het randje en kijkt. "Ik zie hem niet." Zegt hij op een normale toon. Dan komt Jess er aangerend. Ze rent zo hard dat ze niet kan stoppen als ze merkt dat de bosjes weg zijn. "Ahh!" Schreeuw Jess. Arnold loopt naar de rand en klimt naar beneden. "Wat ga je doen!" Roept Maria. Maar Arnold antwoordt niet. Maria en ik durven niet te kijken. Na vijf minuten komt Arnold bezweet terug. Ik kan niet bij haar komen. Ze ligt op een uitstekend stuk rots. Zoek in het vliegtuig voor scherpe dingen, die kan ik gebruiken om in de rotsen te steken. Zo kan ik makkelijker naar beneden klimmen en haar bereiken. Ik ren, ik ren zo hard als ik kan. Ik voel hoe het zweet op mijn voorhoofd uitbreekt. Ik ren harder, tot ik struikel. Ik sta op en voel hoe bloed over mijn been loopt. Bij het vliegtuig aangekomen pak ik alles wat scherp is. Ik ren terug en spring over de boomwortel waar ik net over struikelde. Ik geef de spullen aan Arnold. Hij pakt twee scherpe dingen en de rest gooit hij op de grond. Hij klimt weer naar beneden. Na tien minuten komt hij weer naar boven. Ik begin te huilen als ik Jess op zijn rug zie. Als Jess staat geef ik haar een grote knuffel. Ik gil haar op negeer haar een kusje op haar wang. "Ohw Jess...." Zeg ik ontroert. Terwijl we terug lopen bedenk ik me dat we iets vergeten zijn. "Luc!" Roep ik. dan ineens komt er een klein ventje de bosjes uit lopen. "Ja? Wat is er?" Zegt hij dan. Mijn mond staat open van verbazing. "Huh? Hoe kan dat?" Zeg ik verbaast. "Ik dacht dat je in het ravijn was gevallen." Zeg ik dan. "Nee, ik rende. Hier heen." Zegt hij alsof het helemaal normaal is. "Maamaar, je schoen dan?" Zeg ik stomverbaasd terwijl ik zijn schoen omhoog houd. "Ohw ik had ze uit gedaan omdat ik zere voeten had, toen ben ik verder gelopen." Zegt hij. "Maar hoe komt die schoen dan bij het ravijn?" Vraagt Maria dan ineens. "Vast die aap weer." Zegt Arnold alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Een aap die je spullen pakt, een wilde aap.

Terug bij de hut merk ik pas dat mijn knie hevig bloed. Ik pak wat water en maak mijn wond schoon. Daarna vraag ik of Maria er een verband omheen doet. Als ze klaar is ga ik bij Ruben zitten. "Hoi, hoe is het met je been?" Vraag ik. "Veel beter, ik denk dat ie over een week wel genezen is." Zegt hij. "Mooi zo!" Zeg ik opgelucht. Ik vertel hem het hele verhaal van het ravijn, want hij was er niet bij. "Wow, gelukkig is het goed afgelopen..." Zegt hij verbijsterd. Na een. Paar minuten loop ik naar Jess die op het strand zit. "Hoe gaat het nu? Heb je pijn?" Vraag ik bezorgd. "Gek genoeg niet." Zegt ze met een lachje. "Dat is fijn om te horen." Zeg ik. Ik had gezien dat Luc weer het vliegtuig in ging. Ik loop naar hem toe. Ik vind het eng om daar te komen, allemaal lijken om me heen. Er hangt een muffe geur, maar Luc vindt het fijn om er te komen. "Hoi Luc." Zeg ik dan. Hij draait zich om en ziet dat ik het ben. Hij zit weer bij zijn moeder. "Ze slaapt nog steeds." Zegt Luc. "Ja Luc, ze zal voor altijd slapen." Zeg ik zacht. Ik geef hem een knuffel. Ik zie een knuffel om de schoot van het broertje van Jess. Ik pak het en loop samen. Met Luc naar buiten. "Hier Jess. De knuffel van je broertje." Zeg ik terwijl ik de knuffel voor me houd. Jess pakt de knuffel met tranen in haar ogen. Die nacht slaap ik niet, vanwege de pijn in mijn knie. Ik denk na, na over alles. En of we ooit hier nog weg komen...

Gecrasht op een onbewoond eilandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu