hoofdstuk 11

106 6 1
                                    

Iedereen was weg. Ik rende en ik rende  maar het ging oneindig door. Er was geen uitweg, gewoon een kille koude leegte. "Thomas" zei ik met tranen in mijn ogen terweil ik langzaam ging zitten. Een koude riling ging door mijn lichaam. Ik keek op, ik zat opeens vast geketend. Er verscheen een spiegel voor me. Ik zag mezelf, ik wou mezelf niet zien, ik wou de spiegel breken. Het beelt veranderde, ik zag mij maar ook Thomas. Hij zat te huilen en ik lag in slaap. Maar was het wel een slaap, volgens mij was het erger. Ik rukte me los, maar voordat ik bij de spiegel was was die al weg. Ik liet me vallen op de grond, ik had niks meer. Tranen  stroomde over mijn wangen. "Ik hou van je Thomas, ik heb altijd van je gehouden". Ik sloot mijn ogen en ik opende ze niet meer.....

the maze runnerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu