Hoofdstuk 5

638 39 3
                                    

Hoofdstuk 5:

Jess werd wakker van het water dat haar nat maakte. Ze lag tegen een rots en door de vloed had het water haar nu bereikt.

 Ze rekte zich uit en wreef even in haar ogen. Die waren helemaal dik en rood van de tranen van gisterenavond.Nadat ze met Joël gebeld had en hij haar had afgewezen was ze naar dit rustige plekje gelopen en het voelde als haar plekje. Hier had ze eergisteren ook gezeten met Joël. Toen wilde hij tenminste nog met haar praten. Gisterenavond had ze zich in slaap gehuild. Waarom wilde Joël niet meer met haar praten? Wat had ze fout gedaan? 'Do you like You?' hoorde ze het liedje weer. En nee, op dit moment vond ze haarzelf niet leuk. Ze was een verschrikkelijk stom persoon. Helemaal geen vrienden die om haar gaven, haar familie waar ze ruzie mee had, geen jongen die van haar hield. En dat betekende dat er dus niemand van haar hield. En waarom? Omdat ze gewoon een mislukt schepsel was.

Jess legde haar hoofd weer neer op het zand en het water kwam haar kant weer op. Langzaam tilde ze haar hoofd op, zodat het water niet in haar gezicht zou lopen. Toch legde ze hem snel weer neer. Wat maakte het nou uit dat er iets met haar zou gebeuren. Waarschijnlijk zou niemand haar missen als ze hier verdronk. Tegen haar wil in schoof ze toch naar achteren, zodat het water haar niet meer zou raken. Haar hoofd voelde zwaar en haar ogen lamlendig van al het huilen. Daarom legde ze haar hoofd weer neer en al snel zakten haar ogen dicht.

----------

"Jessie?" hoorde Jess in de verte. Ze draaide zich om en zocht naar haar deken om die weer over haar heen te trekken.

"Jessie?"

Met haar hand en arm voelde Jess over het zand. Nog steeds had ze niet door dat ze niet in bed lag, maar op het strand, langs de kust achter de rotsen. Totdat Jess het zand voelde schuren. Verbaasd opende ze haar ogen en zag ze waar ze lag. Dit was niet haar bed, maar wel het plekje waar ze graag was.

"Jessie?" hoorde ze weer en nu drongen de woorden pas door tot haar. Iemand was op zoek naar haar. En de stem van diegene herkende Jess overduidelijk. Het was Gerdien.

Snel draaide ze zich om. Waar kon ze heen? Voor haar was de zee, links van haar was rots en achter haar was rots. Het enige wat ze kon doen, was verder lopen langs de kust.

Voordat ze kon opstaan was het al te laat.

"Jessie" zei Gerdien en het klonk opgelucht. "Ik wist dat je hier was".

"Dus?" reageerde Jess boos.

"Iedereen zoekt naar je. We waren bezorgd" zei Gerdien en het klonk gemeend, maar Jess wist dat Gerdien goed kon liegen.

"Het zal wel" zei ze onverschillig.

"Jessie. Ik wil een keer goed met je praten". Gerdien kwam naast Jess zitten, die tegen de rots aanleunde.

"Waarover?" zei Jess nog steeds sarcastisch. Ze geloofde niet dat Gerdien echt een conversatie met haar wilde hebben.

"Over jou".

Jess zuchte minachtend.

"Over mij. Over ons" zei Gerdien daarna nog.

Jess keek verbaasd om, omdat er een kraking in Gerdien haar stem zat. Alles wat ze zei meende ze echt en ook Jess hoorde dat nu.

"Jij snapt me toch niet" zei Jess en het klonk niet gemeen meer, zoals alle anderen zinnen tot nu toe wel klonken.

"Wel" zei Gerdien.

"Oh ja?". De sarcasme in Jess haar stem was weer terug. Hoe kon Gerdien zeggen dat ze Jess snapte. Gerdien was mooi, had een baan, was dun, had mooi blond haar en was dus gewoon perfect.

Langs de KustWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu