12. Wat ik nooit zo bedoelde

214 19 6
                                    


"Hier, neem deze maar mee." Zeg ik tegen Julia als ik haar een trommeltje overhandig. Ik heb het bakje gevuld met een aantal van de koekjes die vanmiddag gebakken zijn. Met een glimlach neemt ze het bakje aan. "Dankjewel." Zegt ze voor ze naar me toe gelopen komt en haar armen om me heen slaat. Dit kleine gebaar weet me bijna emotioneel te maken. Het is gek, maar ook ergens fijn om te weten dat Julia mij en de relatie wel accepteert. Ik buig iets voorover en wrijf even over haar rug. "Ga jij je tas even pakken en Mees gedag zeggen?" Vraagt Robbie aan Julia, die knikt als antwoord. Ze drukt het bakje in Robbie's hand voor ze de trap oploopt. "Matt." Begint Robbie maar ik schud mijn hoofd. "Het gaat wel." Een waterige glimlach is alles wat ik hem op dit moment kan schenken. Met kleine stapjes komt hij naar me toegelopen, de trommel met koekjes heeft hij op de tafel gezet. "Bel me als er iets is." Robbie staat voor me, zijn handen vinden hun weg naar mijn heupen waarna hij me voorzichtig dichterbij trekt. "Bel, app, facetime me als je ergens over wilt praten, oke?" Gaat hij verder. Even sluit ik mijn ogen. Ik voel hoe Robbie's duimen in mijn heup drukken. "Ja, komt goed." Zeg ik tegen hem. Ik knipper een paar keer voor ik hem aankijk. Aan zijn blik kan ik zien dat hij me niet volledig gelooft. "Beloof het me?" Vraagt hij en ik knik. "Ik beloof het." Zeg ik, mijn stem trilt als ik de woorden uitspreek. Ik hoor Robbie zuchten voor hij een van zijn handen verplaatst naar mijn wang en zijn duim hier even overheen laat glijden. Een zachte kus op mijn voorhoofd volgt waarna ik zijn handen nergens meer voel. Hij pakt de trommel weer van tafel en kijkt me nog een keer aan. "Geef hem tijd, oke?" Zegt hij zacht. Weer knik ik. Woorden lijken te veel op dit moment. Het duurt niet lang voor ik voetstappen op de trap hoor en Julia om de hoek komt kijken. "Tot de volgende keer Matthy!" zegt Julia die al richting de deur loopt. "Tot later, lief." Zegt Robbie, en hij drukt nog vlug een kusje op mijn lippen. "Tot later." Robbie loopt voor mij aan naar de hal, waar de deur al open staat. "App even als jullie thuis zijn." Ik zie Robbie knikken terwijl hij de deur opent. "Ga gauw naar binnen, voor je kou vat." Zegt hij als hij Julia in haar stoel zet. Met een glimlach kijk ik hem aan voor ik de deur sluit. "Doei!" Hoor ik Julia nog roepen.

De deur valt zachtjes in het slot en een stilte vult de ruimte, een stilte die zwaar op mijn schouders rust. Het is een andere soort stilte dan die ik gewend ben. Normaal voelt de stilte in huis comfortabel en rustgevend. Nu voelt het zwaar en ongemakkelijk. Een stilte vol schuld, vol woorden die niet zijn uitgesproken en gevoelens die niet zijn gedeeld. Robbie's woorden echoën in mijn hoofd. Geef hem tijd. Tijd. Wellicht heeft hij gelijk, maar hoeveel tijd ga ik een jongetje van vijf geven? Gaat dit überhaupt opgelost worden met tijd? Ik draai me om en kijk naar de lege woonkamer. Julia's vrolijke stem lijkt nog steeds door de woonkamer te klinken, alsof ze elk moment weer naar binnen kan rennen, en ik voel een steek van schuld. Haar onschuldige geluk staat in schril contrast met de woede van Mees. Hij is nooit iemand geweest die zijn emoties openlijk toont, behalve aan mij. Maar vandaag was het anders. Vandaag was hij boos. Niet alleen geïrriteerd of moe, maar echt boos. Boos op mij. Misschien ook wel op Robbie, dat weet ik niet. Maar boos op mij is hij zeker, en dat is mijn eigen schuld. Even blijf ik twijfelend voor de trap staan, voor ik de houten treden naar boven betreed. Als ik voor de deur van Mees sta, blijf ik even stil staan. De deur zit dicht, zoals ik had verwacht. Ik til mijn hand op om te kloppen, maar aarzeling houdt me tegen. Wat als hij niet wil praten? Wat als ik dit alleen maar erger maak? Mijn vingers raken zachtjes het hout. "Mees?" Er komt geen antwoord, en ik voel mijn maag samentrekken. "Mees, kan ik even binnenkomen?" Weer geen antwoord. Niet eens een nee. Na een paar seconden duw ik de deur voorzichtig open. Mees ligt op zijn bed, met zijn rug naar de deur. Hij ligt opgerold op de deken en vanaf hier kan ik zien dat hij Woef strak in zijn armen heeft geklemd. Het pluche beestje weet nu waarschijnlijk meer over zijn gevoelens dan ik. Het beeld breekt iets in me. Mees is altijd zo dapper, zo sterk voor zijn leeftijd, en nu ziet hij er zo klein uit, zo kwetsbaar. Ik slik en stap langzaam naar binnen. "Mees?" vraag ik zachtjes terwijl ik bij het bed kom. "Kunnen we even praten?" Zijn schouders verstrakken, en hij trekt zich nog verder in zichzelf terug. "Ik wil niet praten," komt zijn gedempte stem onder het kussen vandaan. Het klinkt boos, maar ook gekwetst. Ik ga naast zijn bed zitten, maar blijf op afstand. Ik wil hem niet dwingen. "Oké, je hoeft niet te praten," zeg ik rustig. "Maar ik wil gewoon dat je weet dat je met me kunt praten. Over alles. Wat je ook voelt, het maakt niet uit." Hij zegt niets. Ik wil hem vasthouden, maar ik weet dat hij dat nu niet wil. Dus ik blijf zitten, wachtend, hopend dat hij iets zal zeggen, dat hij me zal aankijken, dat hij me zal vertellen wat er in zijn hoofd omgaat. Maar de stilte blijft. Ik voel mijn ademhaling zwaarder worden. Hoe kan ik hem bereiken als hij me niet toelaat? Hoe kan ik hem laten zien dat dit niets verandert tussen ons? Dat ik nog steeds zijn vader ben en altijd voor hem zal kiezen? Mees blijft liggen en verroert zich niet. "Ik hou van je, Mees," Fluister ik, ook al weet ik dat hij het al weet. "Wat er ook gebeurt." Mijn stem is amper hoorbaar, maar ik weet dat hij het heeft gehoord. Ik sta op en loop stilletjes de kamer uit. De deur valt zachtjes achter me dicht. Zodra de deur dicht is, leun ik met mijn rug tegen de muur en zak ik naar beneden. Ik wrijf met mijn handen over mijn gezicht, de vermoeidheid en het verdriet drukken op me. Als een soort kussen dat iemand op je hoofd drukt, waardoor ademhalen moeizamer gaat.

De avond kruipt traag voorbij. De stilte is dikker, zwaarder. Zelfs de klok aan de muur tikt luid in de leegte van het huis. Ik zit met een kop thee op de bank, maar zelfs dat geeft geen troost. Mijn gedachten blijven bij Mees. Ik wil weten wat er in zijn hoofdje omgaat, waarom hij zo boos is. Is het vanwege iets dat ik heb gedaan? Had ik iets kunnen doen om dit te voorkomen? Mijn gedachtestroom wordt onderbroken door mijn telefoon die op tafel trilt. Robbie.

Robbie van de Graaf:
Hoe gaat het nu met je?

U:
Mees wil nog altijd niet praten. Wat als hij boos blijft?

Robbie van de Graaf:
Hij komt er echt wel overheen, Matt. Geef hem de tijd.

U:
Wat als dat niet zo is?

Robbie van de Graaf:
Hij houdt van je, geloof me

U:
Ik hoop dat je gelijk hebt

Mijn hoofd staat niet naar een lang gesprek met Robbie. Ik druk mijn telefoon uit en met het apparaat in mijn handen, stap ik van de bank. De kop thee blijft op tafel staan. Alle lampen zet ik uit voor ik de trap op loop. Mees zijn deur is nog altijd gesloten. Niet dat ik anders had verwacht, maar misschien wel gehoopt. De stilte die eerder hoorbaar was, heeft plaatsgemaakt voor een hartverscheurend gesnik. Ik voel me verloren, alsof de wereld om me heen verdooft terwijl mijn gedachten als een wervelwind door mijn hoofd razen. Alles in mij wil naar binnen lopen en mijn zoon troosten, maar dat gaat hem juist verder bij me vandaan duwen. Het gesnik van Mees gaat door merg en been en zorgt ervoor dat ook ik tranen in mijn ogen krijg. Even zucht ik zachtjes voor ik naar mijn slaapkamer loop. De kamer voelt klein en benauwd aan als ik op mijn bed plof. Mijn gedachten dwalen terug naar Julia en Robbie, hun warme aanwezigheid die de ruimte had gevuld met licht. Julia's glimlach, haar onschuld, en de liefdevolle steun van Robbie. Het contrast met het verdriet van Mees is bijna ondraaglijk. Ik sluit mijn ogen en leun achterover terwijl ik de dekens om me heen trek als een warme omhelzing. Maar de warmte kan het koude gevoel in mijn hart niet verjagen. De tranen die ik probeerde tegen te houden, rollen geruisloos van mijn wangen. Ik rol me op mijn zij en kijk naar het raam, waar de avondschemering langzaam in de kamer glijdt. De lucht is donkerder geworden, de sterren nog niet zichtbaar. Ik probeer te denken aan de goede momenten met Mees, zijn blije lach, de manier waarop hij me altijd opzoekt als hij iets wil delen. Maar nu lijkt dat zo ver weg, zo onbereikbaar. De schuldgevoelens blijven aan me knagen. Misschien was het een fout om weer een relatie met Robbie te beginnen. Mees zijn boosheid was niet gericht op Robbie, het was een uiting van zijn onmacht en de chaos die in hem moet woeden, waarvan ik de oorzaak ben. Ik draai me om en kijk naar de muur, maar het helpt niet. Het maakt niet uit hoe hard ik mijn ogen sluit; ik kan het beeld van hem in zijn bed niet vergeten. De manier waarop hij Woef zo stevig vasthield, alsof het beestje hem als enige troost kon bieden. Iets waarvoor hij normaal bij mij zou komen. Na elke nachtmerrie, elke vervelende droom en zelfs de monsters onder zijn bed. Altijd kwam hij naar mij, maar nu lijkt hij overal liever te zijn dan bij mij. Mijn gedachten zijn als een gebroken plaat, dat steeds maar weer hetzelfde herhaalt. Ik heb hem teleurgesteld, ik heb hem het gevoel gegeven dat hij niet meer belangrijk is. Tenminste, dat denk ik. Zeker weten doe ik het nog niet. Daarvoor moet Mees eerst in woorden uitdrukken wat hij denkt. De woorden die Robbie me had gegeven, geven me enige troost. "Geef hem tijd." Maar hoeveel tijd? En wat als die tijd niet genoeg is? Ik rol terug op mijn rug maar de beelden van Mees blijven in mijn gedachten rondspoken. Elke keer dat ik hem zie, voel ik die onzichtbare afstand tussen ons steeds groter worden. Wat als ik deze chaos niet kan oplossen? Wat als ik niet in staat ben om de liefde en steun te geven die hij zo nodig heeft? De woorden blijven in mijn hoofd rondspoken, een echo van onzekerheid. Ik weet dat ik in ieder geval voor hem wil zijn. Of hij nu met me wil praten of niet, ik ben zijn vader en dat zal altijd zo blijven. Ik kan me niet voorstellen dat hij dat niet weet, dat hij niet voelt dat mijn liefde voor hem onvoorwaardelijk is. De stilte is nu bijna beklemmend, maar ik probeer mijn gedachten te ordenen. Wat moet ik doen? Hoe kan ik het beter maken? Honderden vragen, maar op geen enkele vraag heb ik een antwoord. Ik haal diep adem en sluit mijn ogen, hopend op rust. "Als hij maar weet dat ik er ben," fluister ik in het donker, de woorden bijna verloren in de stilte van de kamer. De gedempte geluiden van het huis zijn nu als een troostende deken om me heen. Ik heb geen idee hoe de dingen zullen veranderen, maar ik weet dat ik niet zal opgeven. Als hij tijd nodig heeft, dan zal ik wachten. Want dat is wat liefde doet. Het wacht, zelfs als het moeilijk is. 

GewoonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu