14. Wie ben ik voor jou?

306 19 11
                                    

Een zachte aanraking strijkt over mijn schouder en ik voel hoe Robbie's lippen voorzichtig mijn huid kussen. Het is zo teder, zo subtiel dat het me niet direct uit mijn slaap haalt, maar toch spreidt er een warm gevoel zich door mijn lichaam. Zijn lippen reizen langzaam naar mijn hals, net onder mijn oor, en met elke kus voelt het alsof ik dieper de realiteit in word getrokken. Ik probeer mijn ogen gesloten te houden, te doen alsof ik nog slaap, maar mijn ademhaling verraadt me. "Ik weet dat je wakker bent." Fluistert Robbie, zijn stem zacht en speels, vlakbij mijn oor. Ik glimlach zonder mijn ogen te openen. "Misschien wil ik gewoon nog even blijven liggen." Mompel ik slaperig. Hij drukt nog een kus op mijn kaaklijn, iets steviger nu, en ik kan het niet helpen dat ik een lichte zucht van tevredenheid laat ontsnappen. "Nou, dat kan," zegt hij zachtjes, "maar ik had andere plannen voor vanmorgen." Nu open ik mijn ogen langzaam, en kijk hem aan. Zijn gezicht is zo dicht bij het mijne, zijn blik vol tederheid en die vertrouwde, speelse twinkeling in zijn ogen. Zijn vingers blijven zachtjes over mijn huid glijden, van mijn schouder naar mijn arm, alsof hij elke centimeter van me wil aanraken. "Wat voor plannen?" Vraag ik, terwijl ik mijn hand op zijn borst leg en voel hoe zijn hart rustig klopt onder mijn aanraking. Robbie glimlacht, buigt zich naar voren en laat zijn lippen de mijne net raken, een lichte kus die amper aanwezig is, maar genoeg om mijn hart sneller te laten slaan. "Dit soort plannen." Fluistert hij tegen mijn lippen aan voor hij me weer kust, dieper deze keer, met een soort kalme intensiteit die alles om ons heen lijkt te laten verdwijnen. Ik zucht tegen zijn lippen, mijn vingers grijpen zachtjes in de stof van zijn shirt. "Hmm, ik denk dat ik daar wel mee akkoord kan gaan." Fluister ik terug, net voordat hij me weer kust, een kus die alle woorden overbodig maakt. De kus die volgt is langzamer, dieper. Robbie neemt zijn tijd, alsof hij ons allebei wil herinneren dat we nergens heen hoeven, dat dit moment van ons is. Ik voel zijn hand over mijn zij glijden, terwijl hij zich dichter naar me toe beweegt. Zijn warmte omringt me, en het zachte gekreun dat ik niet kan onderdrukken, verraadt hoeveel ik dit nodig had. Zijn lippen dwalen af, weg van mijn mond, richting mijn kaaklijn, dan weer naar mijn hals, precies op die plek waarvan hij weet dat het me gek maakt. Ik kantel mijn hoofd iets, om hem meer ruimte te geven, mijn vingers rustend op zijn rug terwijl ik zachtjes met mijn nagels over zijn huid krab. "Je weet dat je me op deze manier nooit uit bed krijgt, hè?" fluister ik, mijn stem hees van slaap en verlangen. Robbie grijnst tegen mijn huid, zijn adem kietelt mijn hals terwijl hij nog een kus drukt vlakbij mijn oor. "Dat is een risico dat ik graag neem." mompelt hij, zijn stem warm en laag. Zijn hand begint mijn heup af te dwalen, over de rand van het laken dat tussen ons ligt. "Je bent zo verschrikkelijk soms," Zeg ik, maar mijn woorden verliezen hun kracht door de glimlach die op mijn lippen ligt. Ik trek hem dichter naar me toe, zijn lichaam warm tegen het mijne, zijn hartslag voelbaar door de dunne stof van zijn shirt. "Maar ik hou ervan." Robbie stopt even en trekt zich net genoeg terug zodat hij me aan kan kijken. Zijn ogen, vol tederheid, glinsteren in het vroege licht dat door de gordijnen naar binnen valt. "Dat weet ik," fluistert hij, voordat hij me nog een keer kust, zachtjes, alsof hij de woorden in de lucht tussen ons wil vastleggen. Even blijft alles stil. Het enige wat ik hoor is onze ademhaling en het zachte geritsel van de lakens terwijl ik mijn hand in zijn haren laat glijden. "Weet je," begint Robbie en hij komt overeind. "Ik denk dat ik honger begin te krijgen." Ik zucht en sluit mijn ogen. "Jij bent zo'n ongelofelijke tease, Robbie van de Graaf." Mompel ik gefrustreerd. Ik hoor Robbie grinniken naast me. Hij trekt me tegen zich aan en drukt een zachte kus op mijn wang. "Kom, we gaan ontbijten." Fluistert hij in mijn oor. "Jij maakt het." Weer grinnikt hij. "Deal."

Robbie heeft zich aan zijn woord gehouden en is bezig een ontbijtje voor ons te bereiden. De geur van gebakken eieren vult de keuken als ik de trap afloop. Het uitzicht is aandoenlijk, Robbie bij het aanrecht in een veel te grote joggingsbroek en een t-shirt, zijn haren nog warrig van de nacht. Ik wil naar het koffiezetapparaat lopen maar Robbie steekt zijn arm uit en houdt me tegen. "Nee, ik regel het. Zitten jij." Beveelt hij en hij wijst naar de eettafel. "Oke, oke. Ik ga al, baas." Grap ik voor ik naar de eettafel loop en plaats neem. Robbie zucht hoorbaar. Mijn voeten zet ik op de rand van de stoel en mijn opgetrokken knieën trek ik dicht tegen me aan. Het zien van Robbie bij het aanrecht laat me denken. Denken aan hoe zo'n goede vriend en vader hij is, en dat ik op die vlakken nog veel te kort kom. Robbie lijkt een betere vader te zijn dan dat ik ben, en hij is zeker een betere partner. Daar is geen twijfel over mogelijk. Mijn gedachten dwalen af naar de punten waarin ik wel sterk ben, of in ieder geval niet in te kort kom, maar mijn hoofd blijft leeg. Hoe ben ik na tien jaar nog zo onzeker? Over mijzelf, mijn kennen en kunnen en vooral mijn relatie? "Matt, gaat het?" Robbie's woorden halen me uit mijn gedachten. Hij zet twee borden op tafel, gevuld met brood en ei. Ik knik en kijk hem aan, een waterige glimlach op mijn gezicht. "Vertel, waar dacht je aan?" Vraagt hij als hij tegenover me komt zitten en twee koppen koffie op tafel zet. Ik laat mijn knieën zakken en schuif mijn stoel aan, voor ik mijn schouders ophaal. "Veel." Beken ik. Robbie neemt een hap van zijn brood en kijkt me bemoedigend aan. Mijn hart bonst op dit moment luider dan voorheen, en het moet haast wel dat Robbie dit hoort. "Ben ik een slechte vader? Of een slechte partner?" Mijn stem breekt bij het uitspreken van de laatste woorden en de klank van mijn eigen falen maakt me misselijk. Falen, dat is wat ik heb gedaan. Als vader en als partner. Robbie kijkt me verbaasd aan, zijn vork halverwege de reis naar zijn mond. Hij legt het bestek neer en leunt iets naar voren, zijn ogen vullen zich met bezorgdheid. "Matt," zegt hij zacht, alsof hij bang is dat hardere woorden me alleen maar verder zullen breken. "Hoe kun je dat nou denken?" Ik schud mijn hoofd, mijn blik gericht op het bord voor me. Het eten lijkt ineens minder aantrekkelijk. "Omdat het zo voelt, Rob." fluister ik. De woorden komen moeilijk uit mijn keel, alsof ze daar al te lang vastzitten en nu, eenmaal uitgesproken, zorgen voor een knoop in mijn maag. "Mees was boos op me. Julia ziet jou als haar held. En kijk naar ons, we hebben jaren verspild. Ik heb jaren verspild." Robbie schuift zijn stoel zachtjes naar achteren en staat op voor hij rustig om de tafel heen loopt tot hij naast me staat. Voorzichtig legt hij zijn hand op mijn schouder, zijn duim zachtjes over mijn huid bewegend. "Je bent niet tekortgeschoten," Zegt hij vastberaden, maar toch zacht. "Iedere ouder maakt fouten. Ik ook. Dat jij je zorgen maakt, dat jij het moeilijk vindt, laat juist zien dat je een goede vader bent. En een goede partner." Zijn hand glijdt langzaam naar mijn nek, hij dwingt me niet om hem aan te kijken, maar zijn aanraking is troostend. Mijn adem stokt in mijn keel, en ik voel een eenzame traan over mijn wang glijden. "Maar het voelt alsof ik faal, Rob. Alsof ik Mees niet de vader kan geven die hij nodig heeft." Ruw veeg ik de traan van mijn wang. "Ik weet niet hoe jij het doet. Hoe je altijd zo goed bent. " Robbie gaat op zijn hurken zitten, zodat zijn gezicht op gelijke hoogte komt met het mijne. "Matt, luister naar me." Zijn stem is nu resoluut. "Niemand is perfect. We doen allemaal ons best, en soms voelt dat alsof het niet genoeg is. Maar Mees houdt van je. Hij bewondert je, zelfs als hij boos is. En ik," Hij pauzeert even, alsof hij de juiste woorden probeert te vinden. "Ik hou van je omdat je altijd zo hard probeert, omdat je altijd alles geeft, zelfs als je zelf twijfelt. Dat is wat jou zo speciaal maakt." Zijn woorden raken me diep, en ik merk hoe mijn lip begint te trillen. "Ik weet het gewoon niet meer," fluister ik, mijn handen grijpend naar de rand van mijn stoel alsof dat het enige is dat me nog vasthoudt. "Het is zo moeilijk." Robbie komt naast me zitten en trekt me zachtjes tegen zich aan. "Je hoeft het niet alleen te doen," zegt hij kalm, zijn adem warm tegen mijn haar. "Je hebt mij, je hebt Mees. We komen er samen wel uit, echt." En dan, alsof er een dam breekt, kan ik het niet meer tegenhouden. De tranen stromen over mijn gezicht, mijn schouders schokken, en ik voel hoe ik me volledig overgeef aan het verdriet en de onzekerheid die zich al die tijd hebben opgestapeld. Robbie zegt niets meer, hij houdt me alleen stevig vast, alsof zijn aanwezigheid genoeg is om de leegte die ik voel te vullen. "Je bent niet alleen, Matt," fluistert hij, en ondanks de stilte die daarna volgt, voel ik langzaam het gewicht van mijn gedachten iets lichter worden. Robbie blijft me vasthouden terwijl mijn schouders schokken van de tranen. Hij zegt niks meer, alleen zijn aanwezigheid voelt als genoeg. Ik druk mijn gezicht tegen zijn borst, terwijl ik probeer mijn ademhaling weer onder controle te krijgen. Elke keer als ik een snik probeer in te houden, voel ik zijn armen iets steviger om me heen. Alsof hij me bij elkaar probeert te houden, letterlijk, terwijl ik het gevoel heb dat ik uit elkaar val.

Na een tijdje wordt het stil in mijn hoofd. Het huilen is gestopt, maar ik blijf zitten, tegen Robbie aan, mijn gezicht nog altijd in zijn shirt gedrukt. Het voelt veiliger zo, alsof ik voor even niet hoef te denken aan alles wat me overspoelt. Robbie lijkt het te begrijpen, hij beweegt niet, blijft alleen maar rustig over mijn rug wrijven, kleine cirkels met zijn hand. Ik weet niet hoe lang we zo zitten, maar uiteindelijk voel ik mijn lichaam langzaam ontspannen met elke ademhaling die volgt. Met een schorre stem doorbreek ik de stilte. "Sorry," Fluister ik. Het klinkt zwak, en ergens weet ik dat het niet nodig is, maar toch voelt het alsof ik me moet verontschuldigen voor dit moment van breken. Robbie schudt zijn hoofd, ik voel het eerder dan dat ik het zie. "Geen sorry's, Matt," Zegt hij zacht. "Iedereen heeft momenten zoals deze. Je hoeft niet altijd sterk te zijn." Ik trek mezelf iets terug, net genoeg om hem aan te kunnen kijken. Zijn ogen zijn warm, vol begrip en geduld. Er zit geen oordeel in, alleen maar de rust die ik zelf zo kwijt ben. "Het voelt alsof ik constant tekortschiet." Mijn stem nog steeds zacht, maar ik probeer het uit te leggen. "Bij Mees, bij jou, overal." Robbie kijkt me even aan zonder iets te zeggen, alsof hij zijn woorden zorgvuldig kiest. "Je doet het veel beter dan je denkt, Matt. Ik zie het elke dag. Jij bent de beste vader voor Mees, ook al zie je dat zelf niet altijd." Ik wil hem geloven, echt. Maar die stem in mijn hoofd, die twijfel, blijft fluisteren dat het niet genoeg is. "Het is gewoon, soms denk ik dat ik het niet meer kan. Dat ik het niet verdien om vader te zijn, om geliefd te worden." Robbie's blik wordt vastberaden, en hij neemt mijn handen in de zijne. "Dat is niet waar, Matt. Je verdient alles. Mees verdient jou als vader, en ik," Hij slikt even, alsof hij zichzelf moet herpakken. "Ik zou nergens anders willen zijn dan hier, met jou. Je bent alles wat ik nodig heb, en wat Mees nodig heeft." Mijn adem stokt, en voor een moment weet ik niet wat ik moet zeggen. De eerlijkheid in zijn woorden raakt me dieper dan ik verwacht of gewild had, en langzaam voel ik hoe er opnieuw tranen in mijn ogen opwellen. Dit keer geen tranen van pure wanhoop, maar eerder van opluchting, van het besef dat ik misschien toch niet zo alleen sta in dit gevecht. Het gevecht dat ik vooral met mezelf voer. Robbie knijpt zachtjes in mijn hand en glimlacht. "We komen hier samen doorheen, Matt. Dat beloof ik." Ik knik, woorden lijken te veel op dit moment., Zachtjes laat ik mijn hoofd weer tegen zijn schouder rusten. De stilte die volgt is gevuld met een soort rust. Mijn gedachten, die nog steeds chaotisch zijn, lijken voor even te dimmen. Het voelt alsof ik eindelijk weer adem kan halen, alsof Robbie's woorden een beetje van het gewicht hebben weggenomen. We zitten zo nog een tijdje, in de stilte van de ochtend, samen aan de keukentafel, het ontbijt ondertussen koud geworden. En hoewel de zorgen niet volledig verdwenen zijn, voel ik dat ik niet meer zo verloren ben als voorheen. Misschien kan ik het aan, met Robbie aan mijn zijde. Misschien is dat wel genoeg.

GewoonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu