Hoofdstuk 1

10 0 0
                                    


Layla lag nog te woelen in haar bed terwijl de vroege ochtendzon haar kamer zacht verlichtte. Met een slaperige glimlach liet ze zich nog even in haar warme deken nestelen, het comfort van de ochtend even omarmend. Maar ze wist dat het maar van korte duur zou zijn; het land wachtte niet, en zij had een hele lijst aan taken die haar aandacht opeisten. Ze rekte zich uit en stond op, haar blonde krullen ongekamd om haar gezicht. Voor de spiegel grijnsde ze naar zichzelf, een ondeugende twinkeling in haar blauwe ogen. Ze wist dat het tijd was om te gaan, maar een paar minuten extra konden toch geen kwaad? Misschien kon ze zichzelf wel een paar lelies cadeau doen.

Na zichzelf snel in een eenvoudige jurk te hebben gehesen, liep ze op haar tenen naar buiten, richting de rivier die net buiten hun boerderij lag. De dauw lag nog op het gras, en haar voeten maakten nauwelijks geluid terwijl ze door het vochtige gras liep. Bij de rivier knielde ze neer, doopte haar handen in het koude, heldere water en sloeg het met een snelle beweging over haar gezicht. Ze schudde haar hoofd heen en weer, de waterdruppels spatten in het rond, en ze voelde de koelte haar wangen tintelen.

Terwijl ze daar zat, viel haar blik op een klein bosje lelies, hun witte bloemblaadjes nog gesloten tegen de frisse ochtendlucht. Met een glimlach trok ze een van de lelies voorzichtig uit de grond en bracht hem naar haar gezicht, de geur diep inhalerend. Ze voelde zich vrij hier, op haar eigen plek. Niemand die haar hier vond, niemand die haar vertelde wat ze moest doen. Ze stopte de lelie voorzichtig achter haar oor, waar hij zachtjes tegen haar wang aan rustte.

Langzaam stond ze op, zich omdraaiend naar het huis. Het was tijd om haar familie wakker te maken, al had ze eerlijk gezegd liever nog wat langer hier in de stilte van de rivier blijven zitten. Ze draaide zich om, haar voetstappen zacht en bijna zwevend over het gras. Eenmaal binnen sloop ze voorzichtig langs de kamer waar haar ouders sliepen en glipte naar de kamer van haar kleine broertje. Daar lag hij, diep in slaap, zijn dekentje half van hem afgeschoven, zijn blonde haren als een warboel over zijn kussen.

Layla glimlachte ondeugend en boog zich naar hem toe. "Wakker worden, slaper," fluisterde ze, en ze prikte hem zacht in zijn zij. Hij bewoog niet. Ze grijnsde en prikte nog een keer, ditmaal iets steviger, tot hij uiteindelijk zijn ogen half open deed en haar boos aankeek.

"Moe!" mompelde hij slaperig, zijn gezicht nog half tegen het kussen gedrukt.

"Oh, kom op! Het is tijd voor ontbijt. Moet ik je naar de rivier dragen en in het water gooien?" plaagde Layla.

Haar broertje, duidelijk nog niet wakker genoeg om een gevat antwoord te bedenken, kreunde alleen en rolde zich om. Maar Layla kende hem goed genoeg; zodra de geur van versgebakken brood en melk de keuken zou vullen, zou hij niet kunnen weerstaan. Ze rende de keuken in, glimlachend bij de gedachte aan het verraste gezicht van haar broertje zodra hij het ontbijt zag. Terwijl ze in de keuken bezig was, sneed ze brood, bakte eieren en zette wat verse melk op tafel. Elke handeling voerde ze snel uit, haar handen als een automatisch, soepel ritme, omdat dit werk haar vertrouwd was.

Toen haar broertje uiteindelijk, met een slaperige blik in zijn ogen, naar de keuken strompelde, prikte Layla hem plagend in zijn zij. "Je ziet eruit alsof je een week hebt geslapen. Misschien moet ik je morgen maar eerder wakker maken, anders denk je straks dat het middag is."

Hij gaf haar een boze blik maar verzachtte toen hij de borden met eten op tafel zag staan. "Ik was niet moe," bromde hij, terwijl hij zich gretig op zijn ontbijt stortte.

Layla schoot in de lach en gaf hem een klopje op zijn hoofd voordat ze zichzelf wat eten inschepte. Hun ouders kwamen niet veel later binnen, hun gezichten nog slaperig maar warm bij het zien van hun kinderen samen aan tafel. Layla genoot van dit rustige moment met haar familie, maar haar gedachten dwaalden al af naar wat haar vandaag op het land te wachten stond. De oogst was altijd hard werken, maar Layla had een zekere voldoening in het gevoel dat ze haar steentje bijdroeg.

Na het ontbijt trok Layla haar schoenen aan en liep naar buiten, haar ogen al gericht op het uitgestrekte veld voor hen. Ze hield van het land, ondanks het harde werk dat het vergde. Terwijl ze door het veld liep, speelde ze met een grasspriet tussen haar vingers, genietend van de stilte en het ritme van haar eigen voetstappen. De zon was nu hoger aan de hemel, haar warmte voelde als een geruststellende hand op haar schouder.

Na de hele ochtend al gewerkt te hebben ging ze even zitten om het laatste stukje brood van vanochtend, die ze meegenomen had, op te eten.

Plotseling hoorde ze een vreemd geluid in de verte. Ze draaide zich om, haar ogen half tegen de zon knijpend, en zag iets wat ze niet had verwacht. Daar, aan de horizon, kwam een ruiter aan in volle galop, een figuur op een groot, sterk paard. De man zat recht en zelfverzekerd in het zadel, en zijn kleding leek van een verfijnde stof, alsof hij een heer van stand was. Layla's hart begon sneller te kloppen, maar ze verborg haar nieuwsgierigheid met een koele blik, alsof ze wel vaker jongemannen op statige paarden op haar af zag komen. Maar stiekem voelde ze een lichte opwinding – wie zou dit kunnen zijn? Layla hield abrupt halt toen het geluid van razende hoeven haar kant op kwam. Haar ogen volgden de figuur die met volle snelheid op haar af stormde, een ruiter op een krachtig paard, gehuld in donkere kleding die zijn haast leek te onderstrepen. De man hield met een ruk het paard stil, amper een paar meter van haar vandaan, en zijn donkere ogen schoten kort en scherp haar kant op.

De man had een haastige, bijna bezorgde blik, en hoewel hij duidelijk geïrriteerd was door haar aanwezigheid op het pad, leek hij zich snel te bedenken. Zijn ogen flitsten over haar, alsof hij haar inschatte, en toen sprak hij met een toon die dringend en haastig klonk.

"Jij bent een meisje van hier," zei hij, zonder een moment te verliezen. "Ken je de kortste weg naar het kasteel van de koning? Ik moet er zijn voor de avond valt, en er is geen tijd te verliezen."

Layla keek hem verbaasd aan, haar ondeugende glimlach al lichtjes in haar ogen glinsterend. Het kasteel van de koning lag kilometers ver, en er was inderdaad een kortere weg, maar die route was ingewikkeld, kronkelend door bossen en rivieren waar weinig mensen de weg in wisten. Bovendien had ze haar eigen taken; haar vader zou haar waarschijnlijk vermanend toespreken als ze werk liet liggen voor de eerste de beste vreemdeling die uit het niets opdook, zelfs al was hij nog zo knap.

"De kortste weg, zeg je?" vroeg ze, terwijl ze hem met een schuin oog aankeek en haar woorden langzaam uitsprak, alsof ze hem op de proef stelde. "Ja, die is er... maar ik weet niet of een haastige jongeman zoals jij het voor elkaar krijgt om zonder gids daar te komen."

De man gromde lichtjes en wierp een nerveuze blik naar het westen, waar de zon al langzaam naar de horizon zakte. "Dan leid me," zei hij kortaf. "Dit is van groot belang. Als je weet hoe ik sneller bij het kasteel kom, moet je me helpen."

Layla glimlachte, zichtbaar genietend van zijn ongemak, maar haar glimlach had ook een speelse ondertoon. "Ach, ja," antwoordde ze, alsof ze het een interessante gedachte vond. "Maar ik heb zelf werk te doen, weet je. Het land wacht niet op iemand met haast. Bovendien..." Ze hield even stil en liet haar ogen over hem heen glijden, met een ondeugende, nieuwsgierige blik. "Wat brengt een jongeman als jij met zo veel haast naar het kasteel van de koning? Waarom zou ik mijn werk laten liggen om je te helpen?"

Hij keek haar fel aan, zijn blik een mengeling van irritatie en wanhoop. "Dat is niet jouw zorg," zei hij kortaf, zijn stem scherp maar gehaast. "Ik moet een boodschap brengen – een boodschap die de koning op tijd moet ontvangen. Als je echt weet hoe ik daar sneller kan komen, smeek ik je, wijs me de weg."

Layla zweeg even, haar ogen op hem gericht terwijl ze zijn woorden op zich liet inwerken. Ze genoot duidelijk van zijn afhankelijkheid, al voelde ze ook een kleine steek van nieuwsgierigheid en misschien zelfs medelijden. Maar ze had haar eigen verplichtingen en wist dat haar familie op haar rekende.

Ze haalde haar schouders op en draaide zich om, alsof ze weg wilde lopen. "Het spijt me," zei ze speels, haar stem luchtig. "Misschien moet je iemand anders zoeken. Mijn vader rekent op me, en ik heb geen tijd voor omwegen."

De man vloekte onder zijn adem, en voor een moment dacht Layla dat hij haar zou laten gaan. Maar dan, met een zucht en een bijna wanhopige blik, keek hij haar recht aan en vroeg haar, zijn stem nog steeds haastig maar met een zekere zachtheid die haar even verraste:

"laat me dan met je vader spreken, ik onderhandel wel met hem!"


Verlangen naar VrijheidWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu