Hs 2
De volgende dag moest ik van Maria beginnen met het opzetten van het kraampje. Maria zelf was druk in de weer met het klaarzetten van bakjes, potjes, pannetjes en allerlei soorten doosjes. De keuken stond helemaal vol en er mocht niemand behalve Maria meer inkomen. En als Maria dan bezig was in de keuken riep ze alsnog de hele tijd bevelen uit naar mij. Niet dat ik het erg vond, verder had ik toch niets te doen hier.
Ik vroeg me af of ik nog iemand uit de stad tegen zou komen dit jaar. Mijn klasgenoten wisten niet eens dat ik hierheen was verhuist. Ik had niemand op mijn middelbare school laten weten dat ik zou verhuizen. Niet dat het wat uitmaakte, ik had daar toch geen vrienden. Mijn enige vriend was mijn broer William, alleen was hij nooit langsgekomen. Soms twijfelde ik toch of ik niet naar de stad zou reizen, alleen om naar mijn broer te kijken, om te weten of hij überhaupt nog wel zou leven, of hij gezond was. Straks was er iets ernstigs met hem gebeurd en wist ik het niet eens, alleen maar omdat onze ouders het contact hadden verbroken. Nou ja, niet verbroken, maar ze hadden het contact niet stand gehouden. Ik zette mijn gedachte aan de kant en ging verder met het vastschroeven van de planken van het kraampje. Ik bekeek het kraampje van een paar meter afstand. Een aantal planken zaten helemaal scheef. Hoe moeilijk kon het zijn. Gewoon je gedachten erbij houden en alles komt goed. Waarom moest ik nou weer zo'n dromer zijn? Mijn ouders zeiden altijd, alles komt ergens bij van pas, maar waar komt dromen nou weer bij van pas? Om de Grote Vriendelijke Reus naar je huis toe te lokken, zeker? Daar ging ik weer met mijn gedachten, van een scheve kraam naar de GVR. Ik glimlachte flauwtjes om mijn domme gedachte, daarna liep ik terug naar het kraampje om de planken weer los te schroeven en daarna de planken weer vast te schroeven, dit keer wel recht. Ik probeerde om geconcentreerd de planken goed vast te schroeven, maar het feit dat er drie jongens – alle drie gespierd en met een sixpack – het plein op liepen hielp niet echt mee. Ik staarde naar de jongens, ze zagen er zo... zo... zo... knap uit. Ik moest bijna kotsen om mijn eigen gedachten. Hoe kon ik zo over deze jongens denken. Op deze manier bleven mijn gedachten natuurlijk niet bij het kraampje. Nog nooit had ik zo lang gedaan over het opzetten van een kraampje. Ik schroefde snel de laatste plank vast en liep toen weer naar achteren om te kijken of het kraampje recht stond. Hoe kreeg ik het voor elkaar? Weer zaten er planken los, gewoon precies dezelfde als net, los en scheef.
'Hello, kan ik je helpen?' vroeg een jongen met een Brits accent. Ik draaide me om en zag een van de gespierde jongens staan. Ik bloosde, dit was zo gênant. Ik schudde mijn hoofd.
'Ehh, nee hoor, het lukt wel.' De jongen glimlachte, een rij kaarsrechte helderwitte tanden. Tanden waarop iedereen jaloers zou worden. Ik voelde dat mijn mond een beetje open zakte. Ik kon mezelf wel voor mijn hoofd slaan. De jongens pakte de schroevendraaier uit mijn handen en liep naar het kraampje. Snel en behendig zette hij het kraampje opnieuw in elkaar. Dit keer zag het er niet alleen steviger uit, maar het kraampje stond ook helemaal recht. Dat had ik nog niet voor elkaar gekregen. De jongen gaf de schroevendraaier weer terug.
'Ehh, bedankt.' Stotterde ik. Hoe kon deze jongen zoveel effect op mij hebben? Ik leek wel zo'n klein schoolmeisje uit de derde klas. De jongen glimlachte weer.
'Graag gedaan,' antwoorde hij. 'Scott.' Hij stak zijn hand uit, die ik twijfelend aanpakte.
'Mijn naam is ehh... ehh...' Mijn ogen bleven haken bij de zijne. Zijn ogen waren helderblauw.
'Ja?' drong de Scott aan. Ik kon mezelf weer voor mijn hoofd slaan, hoe moeilijk was het om gewoon mijn naam te zeggen? Het leek bijna alsof ik mijn naam was vergeten.
'Evia.' Kwam eruit. Hij had nog steeds mijn hand vast.
'Mooie naam voor een mooi meisje.' Hij kuste mijn hand en draaide zich om. Ik voelde benauwdheid bovenkomen. Snel liep ik terug naar binnen. Waar Maria me hopelijk zou kunnen afleiden.
JE LEEST
Place Stanislas
VampireDe pijl ging door zijn hoofd. Ik wist dat hij nog niet uitgeschakeld was, maar hij was tijdelijk verdoofd. Meteen na de pijl gaf ik hem de genadeslag. Hij viel naar achteren de rivier in. Ik was verhuisd om problemen te voorkomen. Dat kleine dorpje...