13: Jack Vorst

43 3 2
                                    


Dit is een fanfictie van mijn favoriete film(karakter): Jack Vorst van de Vijf Legenden

Zoals elke eenzame nacht loopt hij door de bossen dicht bij het dorpje waar hij ooit leefde, zo'n driehonderd jaar geleden. Zoals altijd verschijnt er koude ijzel op de plekken waar hij zijn blote voeten op de grond neerzet. Het ijs verspreidt zich over takjes en bladeren, laat het knisperen zodra hij er op stapt.
De herfstnacht is koud, kouder dan normaalgesproken rond deze tijd van het jaar. Toch heeft Jack er geen moeite mee, hij kan tegen de kou, de eenzaamheid, de kille wind die met honend gelach in zijn oren blaast: "Niemand kent je! Niemand weet dat je bestaat! Je bent altijd alleen!"
Hij zucht en creëert een ijsbal die hij met alle boosheid die in hem woedt tegen een boom aansmijt. Hij weet dat het waar is, hij is voor altijd alleen. Niemand kent hem, niemand ziet hem. Hij kijkt naar de volle maan boven hem en zucht nogmaals. "Waarom, maan. Waarom?" fluistert hij. "Waarom!"
Het laatste woord wordt er met zoveel kracht uitgegooid dat hij er zelf van schrikt. En hij is niet de enige.
Enkele meters bij hem vandaan begint er iets geschrokken te bewegen. Vlug stapt hij er op af, hoop glanzend in zijn ogen als het maanlicht dat glinstert in het bevroren meer niet ver hiervandaan.
Tegen een boom opgekruld, onder een dun laagje sneeuw, ligt een meisje. Naar zijn schatting zal ze rond de zeventien jaar zijn, net zo oud als hij was voordat hij door het mannetje in de maan veranderde naar Jack Vorst, de persoon die hij nu al driehonderd jaar is.
Ze heeft lange donkerbruine krullen die over haar schouders vallen in golfjes. Haar huid is lijkbleek, en naar ervaring weet hij dat het te bleek is voor een mensenmeisje.
"Wie ben jij?" vraagt ze met een zachte, trillende stem die hem doet opschrikken uit zijn gedachten. Hij kijkt vluchtig om zich heen. Tegen wie heeft ze het? Tegen hem? Nee. Dat is onmogelijk.
Als hij echter niemand in de buurt ziet begint hij aan zichzelf te twijfelen.
"Help me..." klinkt de zachte stem nog eens. "Asjeblieft, ik kan me niet bewegen."
Het meisje rilt en trilt over haar gehele lichaam, haar tanden klapperen luid tegen elkaar aan. Ze kijkt hem recht in zijn ogen, een woordeloze smeekbede te zien in die prachtige irissen. Dan beseft hij dat ze het daadwerkelijk tegen hem heeft.
Kan ze hem zien? Maar... Niemand kan hem zien. Niemand heeft hem ooit kunnen zien, behalve Jamie, het kleine jongetje dat inmiddels ook weer tien jaar ouder is geworden en zijn geloof in hem is verloren.
Aarzelend zet hij enkele stappen naar voren, richting het meisje. Ze draagt een wit jurkje dat nog niet eens tot haar knieën komt. Haar armen zijn bloot, net als haar benen en haar voeten. "Kun... kun je mij zien? En horen?" vraagt hij zacht voordat hij haar met een arm onder haar rug en de andere arm in haar knieholten oppakt. Ze knikt haast onmerkbaar en huivert, maar laat haar hoofd toch tegen zijn borst rusten, waaronder zijn hart plots een paar slagen sneller gaat slaan.
Ze voelt koud aan, wat vreemd is, gezien het feit dat hij zelf Jack Vorst is, en zijn lichaamstemperatuur niet zo hoog ligt. Hij wrijft, zover dat mogelijk is, zachtjes over haar armen, die ze over haar borst gekruist heeft om warmer te blijven, maar hij weet dat het niet veel uit zal halen. Het meisje moet naar binnen, zo snel mogelijk.
"Hou je vast, ik breng je naar binnen," fluistert hij zacht in haar oor, waardoor er nogmaals een rilling door haar lichaam gaat. Haar ogen beginnen langzaam dicht te vallen, het teken dat het echt niet goed met haar gaat. "Wakker blijven, we zijn er zo," probeert hij haar bij bewustzijn te schudden, maar er gebeurt niets.
Terwijl hij haar benen kort laat zakken om een portaal uit zijn vest te halen, schieten er allerlei gedachten door zijn hoofd. Hij moet haar redden, hij moet haar helpen, dat is zijn taak als een beschermer, een legende.
"Breng me naar de noordpool!" roept hij, en hij gooit het portaal op de grond. Het is misschien niet de beste plek om heen te gaan, het is daar immers nog veel kouder, maar iets anders kan hij niet bedenken. Wie kan haar nou beter helpen dan de kerstman? Hij zal wel weten wat te doen, dat moet wel. Met die laatste gedachten springt hij door het portaal met het meisje nog altijd in zijn armen.


Zodra hij aankomt bij zijn grote vriend op de noordpool, gaat alles heel snel. Het meisje wordt van hem afgenomen en opgewarmd in een dikke laag dekens bij een knapperend haardvuur. Hoewel ze nog steeds lijkbleek ziet en in haar slaap huivert en rilt van de kou, voelt Jack hoe het zweet in straaltjes over zijn rug loopt. Nog nooit heeft hij het zo warm gehad, hij heeft het gevoel dat hij smelt.
"Ga naar buiten, Jack," klinkt de barse stem van de kerstman die hem aanstaart, "en koel een beetje af. Ik heb geen zin om straks een plasje Vorst op te ruimen."


Het duurt een lange tijd voordat het meisje wakker wordt. Ze heeft inmiddels wel wat kleur op haar wangen, en het vuur wordt niet meer zo hoog opgestookt als eerst. Jack zit weer in een grote, zachte stoel naast haar.
Hij weet niet waarom, maar hij wil haar aanraken, haar huid op de zijne voelen. Toch weet hij dat het niet kan, ze was zwaar onderkoeld, ze kan een kil iemand als hij niet gebruiken.
"Jack?" klinkt haar zachte stem als fluweel naast hem.
Zijn hoofd schiet naar het geluid, en hij voelt hoe zijn hele lichaam ontspant als hij haar glimlach ziet. "Hé," zegt hij, terwijl hij tegen willens en wetens in zijn koele hand door haar bruine haren strijkt. Hij moet glimlachen als hij ziet hoe ze haar hoofd tegen zijn hand aandrukt, alsof ze wil dat hij niet ophoudt.
"Hoi," zucht ze zacht. "Bedankt, Jack Vorst, voor het redden van mijn leven." 
Hij schrikt van haar woorden en houdt op met het strelen van haar krullen. "Hoe- hoe weet je mijn naam?"
Ze grinnikt zwakjes. "Je handen voelen koud als de winter, je tanden zijn zo wit als vers-gevallen sneeuw, en je ogen hebben de kleur van ijs. Je kan niemand anders zijn dan de legende, Jack Vorst."
Hij knikt blij, vrolijk dat ze hem herkende. "Dat klopt, maar... hoe weet je dat? Hoe weet je dat ik het moet zijn, hoe-"
Ze sust hem door een vinger teder op zijn mond te drukken. "Niet iedereen gelooft in wonderen, Jack, maar ik ben anders. Ik heb altijd geloofd in de winter."
Ze zucht en richt haar groene ogen op zijn ijzige blauwe. "Mijn naam is Chioni, Grieks voor sneeuw, en ik heb altijd in mijn legenden geloofd."
Met die woorden drukt ze haar warme lippen tegen de zijne, waardoor zijn hele binnenste oplicht als de zon. Wanneer ze zich terugtrekt – en dat heeft een redelijke tijd geduurd - zijn ze allebei buiten adem. Pas dan maakt ze haar zin af.
"Ik heb altijd in je geloofd, Jack Vorst."



Korte verhalenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu