2: Droom

182 12 7
                                    

Hierbij verhaal 2; Droom

Ik sprintte weg. Af en toe keek ik bang om, kijkend naar mijn achtervolgers. Ze kwamen gestaag achter me aan, hun harnassen blinkend in de zon. Terwijl ik vermoeid raakte, leek het hun niet te deren. Waarom raakte ik ze niet kwijt?! Ik rende van de weg af, misschien zou dat ze stoppen. Het halfbevroren gras kraakte onder mijn snelle, lichte stappen. Maar nee hoor, ze kwamen nog steeds achter me aan, sneller dan mogelijk. Onmenselijk.  Ik slaakte een kreet en blikte naar rechts. Daar liepen mijn trouwe vrienden. Even vermoeid en bang als ik, maar zij wisten niet dat het mijn schuld was. Het grasveld was gigantisch groot. Ik wilde me verstoppen en afwachten, maar er was geen plek om me te verstoppen. Het was gewoon een wittig, open veld.

Ik had gewoon geen kans. Niet eens een klein beetje.

Mijn vrienden leken dat ook door te hebben, en ze renden weg. Ik kon het ze niet kwalijk nemen, het was niet hun strijd, maar de mijne. Ik moest het winnen, in mijn eentje. Waarom wist ik niet.

Ik wist dat ik hulp nodig had, dit zou ik nooit in mijn eentje vol kunnen houden. Zo snel mogelijk probeerde ik de overkant van het grasveld te bereiken, waar ik een kleine ingang zag in de stadsmuur.

Het stonk er afschuwelijk. Een mengelijk van uitwerpselen, zweet, vuil en verrotting.

Allerlei afslagen nam ik, niemand volgde me. Uiteindelijk was ik hopeloos verdwaald in het grote doolhof van de achterbuurt. Ik zakte huilend op de smerige grond, uitgeput. Tot er een stem riep dat ik op moest staan. God?

Door mijn tranen heen keek ik omhoog en zag een jongen. Goudblonde krullen, een gebruinde huid, twinkelende blauwe ogen, maar eigenlijk gewoon een zwerver. Hij trok me ruw omhoog aan mijn arm en nam me mee.

Rechts, links, links, rechts, links. En ik rende mee. Toen duwde hij me een verlaten loods in, nauwelijks zichtbaar tussen het vuil in de straten. Hij wees naar een luik onder het bed. Ik opende het, en het kraakte luid. Ik sprong geschrokken naar beneden, hij kwam vlak achter me aan en sloot het luik.  Eenmaal beneden sta ik in een door kaarsen verlichte ruimte. De jongen kijkt me diep in de ogen.

‘Je hebt de hulp van Nexus opgeroepen’ zei hij duister... 

Ik schrok wakker, de beelden van mijn akelige droom nog vers op mijn netvlies gebrand.

Korte verhalenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu