Mijn vader heeft geen gewone dood gehad. Iedereen gaat er van uit dat hij 3 jaar geleden een auto ongeluk heeft gehad. Iedereen, behalve ik. Mijn vader heeft me altijd al vertelt dat ik moet oppassen. Oppassen voor gevaarlijke mensen. Mensen die in de zakenwereld horen, maar ook daar buiten. Het slechtste wat een mens kan hebben is jaloezie. Dat kwam veel naar boven bij de mensen met wie mijn vader samenwerkten. De concurrenten van mijn vader.
Mijn vader is vermoord. Een brute moord was het. Hij heeft me altijd vertelt dat hij er binnenkort niet meer zou zijn. ''Succesvol zijn is niet alles, mijn lieve Yumn.'' De lieve woorden van mijn vader. Ik hoor ze nog altijd. Ik mocht aan niemand vertellen dat er mensen achter mijn vader zaten. Mijn vader had me nog altijd gezegd, b...
Met een zwaai ging mijn kantoor deur open. ''Je verstoord mijn gedachten.'' Je kon de irritatie in mijn stem horen. ''Ik kom je halen, aangezien ons vorige afspraak niet door is gegaan.'' ''Ik ga nergens met je naar toe, Mathali.'' Ik keek op. Hoe sneller, hoe beter, Yumn. Ik stond op en pakte me jas en tas. Verbaasd keek hij me aan. ''Dat ging snel. Ik had verwacht dat je nog moeilijk zou doen.'' ''Lopen Mathali.''
Stilzwijgend zaten we tegenover elkaar in een restaurantje. ''Hoe gaat het met je?'' ''Goed.'' ''Ga je nou echt zo kort doen.'' Ik boog me wat naar voren. ''Probeer niet naar informatie te vissen, wat jou niks aan gaat Mathali.'' Ons eten werd op tafel gelegd. Rustig begon ik eraan. De blikken die ik voelde van Rafeeq negerend.
Zoals gewoonlijk keek ik om mijn heen. Iets in mijn oog hoeken deed me omdraaien. Een man. Zwart gekleed. Aan tafel, alleen, met zijn blik op mijn gericht. Hij stond op en ik volgde hem met mijn ogen. Net om het hoekje stopte hij bij een plantenbak. Een crème kleurige map stak hij tussen de planten. Mijn zijn vingers wees hij naar mij en dan naar de map. ''Yumn!'' Geschrokken keek ik naar Rafeeq. ''Ik roep je al de hele tijd, wat is er met jou? Naar wie keek je?''hoorde ik hem serieus vragen. ''Naar niemand.''antwoorden ik nog verwarrend. Mijn blik ging naar de plantenbak. De man was weg, de map lag er nog.
''Ik kom er zo aan, ik ga even naar de toilet.'' Ik stond op en pakte me tas. ''Waarom moet je dan je tas meenemen. Ben je bang dat ik erin ga kijken?'' Geïrriteerd keek ik hem aan. ''Oh God, ik word echt moe van jou. Misschien is het wel de tijd van de maand hé.'' Niet begrijpend keek hij me aan, tot dat het bij hem door drong en zijn gezicht wat rood kleurde. Gauw liep ik weg, richting de 'toilet'.
Bij de plantenbak maakte ik mijn tas snel open en stopte de map erin. Snel liet ik nog even naar de toilet. In de spiegel kijkend zag ik dat ik veel veranderd ben. Niet van buiten, maar van binnen.
Ik nam gauw weer plaats aan tafel. Ik dronk mijn drinken op en vroeg of we konden gaan.
Ik de auto reed hij weer terug naar kantoor. Snel merkte ik dat hij een andere route nam. ''Je rijd verkeerd Mathali.'' Geen antwoord. Ik keek om en zag dat zijn blik gericht was op de weg, zijn handen strak om het stuur heen. In een rustige straat stopte hij. Hij draaide zich om naar mij. ''Je mij nu vertellen, wat staat er in die map en van wie heb je het gekregen.'' ''Welke map?'' Boos probeerde hij mijn tas te pakken. ''Waag het om er aan te komen.''zei ik boos. ''Alles wat met mijn te maken heeft Mathali, gaat jou niks aan. Helemaal niks.'' Ik stapte en wou zo snel mogelijk weg. Snel bedacht ik me en liep naar de achter wiel van de auto. Ik bukte en deed alsof ik bezig was met mijn schoen. In plaats daarvan draaide ik de dop van het ventiel van de wiel open. Glimlachend keek ik ernaar toen alle lucht ontsnapte. Ik vervolgde mijn weg, opzoek naar een bushalte en met nog steeds mijn glimlach behoudend.