10. 'Geheim'

307 20 3
                                    

Ik laat mezelf zuchtend op de bank vallen. Ik was moe, kapot en gesloopt van alles wat gisternacht en vandaag is gebeurd. Toch ging ik niet op de bank liggen om film te kijken of naar bed om te slapen. Nee, Ondanks dat ik niet mag werken kan ik niet niets doen. Waar kan Saskia zijn? Met wie? Onderwelke omstandigheden? Saskia verkracht, Saskia bewusteloos, Saskia bang, Saskia pijn, Saskia mishandeld, Saskia geslagen, Saskia overgeven, Saskia dood....

Deze en nog tientallen andere vragen spoken in mijn hoofd. Ik heb een plan nodig... Ook ben ik weer niet van plan om net zoals al die jonge agentjes een heel undercover spel te spelen, waardoor ze ontslagen worden. Zo ver mag het niet gaan. Ik moet overmorgen on opgemerkt weer aan mijn bureauwerk kunnen starten. Ik denk na, Saskia...Saskia Jansen... Wat weten we eigenlijk over meneer en mevrouw Jansen?

Ik schrijf het op op een blaadje, ik schrijf alles alvast op wat ik overmorgen moet onderzoeken of doen. Ik moet de zoon van de pastoor zijn naam weten. Die kan ik Lieve en Dries misschien wel laten vragen, of heel misschien dat ik zelf mee mag. Of hij is nu in de kerk. Ik mocht geen onderzoek doen, maar ik mag toch wel even gaan bidden? Dat kan toch wel? Hem toevallig tegen het lijf lopen....

Ik pak mijn jas van de kapstok en rits hem tot bovenaan dicht. Het is winter, en best koud. Ik wil er even uit en besluit te gaan lopen. Met de auto is bijna onlogisch en met de fiets denk ik teveel terug aan...

Ik wandel best door. Onderweg komt er een vraag in me op. Hoe wisten hun dat ik in die auto zat, bij die man. Hun weten dingen die ik niet weet. Ik snap ze wel, maar toch voelt het akelig.

Een paar minuten later ben ik bij de kerk. Zoals alles tot nu toe volgens plan verloopt zit zoals verwacht de pastoor er. Hij kijkt op als hij mijn voetstappen hoort. 'Esther, wat fijn dat je ongedeerd bent.' Hierbij slaat hij een kruis. Ik doe hetzelfde. Om god te bedanken dat ik hier mag staan. Dat geluk heeft Saskia niet, maar goed: Daarvoor doe ik dit. 'Lichamelijk gaat alles inderdaad prima.' Breng ik uit. 'Het is een schande wat er allemaal is gebeurd. Johannes had nooit...' Johannes, hebbes! Het voelt of ik eindelijk een vis heb gevangen terwijl ik nog maar een kort gesprek met hem voel. 'Ik moet maar weer is gaan.' Ik zie dat hij zich verbaasd over mijn korte aanwezigheid.

Ik weet ook niet waarom, eigenlijk wel maar ik wil er niet aan toegeven. Sinds de verkrachtingen ben ik oppeens heel erg moe. Uit het niets. Strompelend loop ik nog naar huis waar ik nog snel Johannes zijn naam op een papiertje schrijf.

Daarna loop ik naar boven. Lopen kan ik het niet noemen aangezien ik over elke traptreden val. Ik doe enkel mijn schoenen uit en kruip onder het wol. Steeds worden mijn oogleden zwaarder. Tot ze dichtvallen in een diepe slaap.

Achtergelaten - Flikken RotterdamWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu