•Hoofdstuk 5•
Zonkr rende op topsnelheid door het land. Niemand zag hem, zo snel ging hij. Terwijl hij over de daken van auto's rende dacht hij na. Zonkr was die ochtend geroepen door de Duistere Heer. Zenuwachtig was hij zijn kamer in gekomen, onmiddelijk had hij de kou gevoelt die altijd rond de Duistere Heer hangt. De Duistere Heer had hem met zijn kille stem bevolen één van de vier maanskinderen te pakken te krijgen, daarna had hij Zonkr het kasteel uit gegooid, de afgrond in. Terwijl hij daar aandacht kreunde hij weer van pijn en wreef over zijn achterwerk. Hij dacht al te weten hoe die een kind gevangen kon nemen.
Lucia liep door het bos. Ze werd achtervolgd door een gigantische golf water die ze in bedwang hield. De vier kinderen waren aan het oefen met hun magie. Lucia dacht aan Ivan, en onmiddelijk dreigde de golf haar te overspoelen. Lucia besefte wat ze deed en concentreerde zich algauw weer op de golf. Toen hoorde ze een bel: Klingeling! Lucia liet de golf zakken en maakte een meertje ervan. De bel gaf aan dat het tijd was om pauze te houden. Na de lunch deden ze een gezamenlijke oefening. Lucia zorgde dat er een bol water om hen heen was, Ivan liet die zweven, Lydia zorgde dat de bol steeds verdampte door een vuur te laten branden en Jonas zorgde dat de bol niet wegvloog. Lydia maakte het vuur groter en heter waardoor het Lucia steeds meer kracht kostte om de bol niet te laten verdampen. Na een poosje zei Jonas dat ze moesten stoppen omdat het bloemblad minder fel scheen. Dat betekent dat één of meer van hen hun kracht aan het verliezen zijn. Als ze even wachtten, zouden die weer aanvullen. Lucia stapte uitgeput op de grond, ze voelde zich zwakjes, maar wilde dat niet laten blijken omdat de anderen helemaal niet moe eruit zagen. Lydia zei zelfs:'Laten we nu maar weer apart gaan oefenen, we moeten zo sterk mogelijk zijn'. Lucia wilde eigenlijk even pauze houden omdat ze het gevoel had dat haar krachten helemaal uitgeput waren maar ook zij ging door met oefenen, ze liep weer naar het meertje in het bos. Ze merkte niet, dat er twee rode ogen blij toekeken, hoe het verzwakte meisje naar haar meertje liep. Het enige wat haar opviel was dat het meertje veel donkerder van kleur geworden was.
Wat ben ik toch stom! Waar was dat nou goed voor! We moeten met elkaar werken! Niet tegen elkaar! Lydia was boos op zichzelf. Boos omdat ze de anderen had gezegd dat ze door moesten oefenen, terwijl minstens één van hen, aan het bloemblad te zien, ernstig verzwakt was. Lydia dacht dat dat waarschijnlijk Lucia was. Zij had de meeste krachten moeten aanspreken om het verdampen van de bol water tegen te gaan. Lydia wist dat ze het andere meisje te veel had laten werken door haar vuur heel groot en heet te maken. Maar Lydia was boos op Lucia, omdat Lucia het voorstel had gedaan om in tweetallen te oefenen. Of eigenlijk was ze daar niet boos om, ze was boos om de blik die Ivan op Lucia had geworpen na dat voorstel. Ze besefte dat ze de laatste tijd heel oneerlijk en kortaf deed tegen Lucia, terwijl die diverse keren geprobeerd had vriendschap te sluiten. Lydia had hier spijt van, maar ze vond het moeilijk om sorry te zeggen. Ze nam zich voor om 's avonds aan te bieden om samen af te wassen en dan te zeggen dat het haar speet. Tevreden met dit voornemen ging ze verder met haar oefeningen.
Jonas liet bloemen groeien terwijl hij nadacht. Hij wist dat het geen goed idee was geweest van Lydia om verder te oefenen, nadat ze hun krachten zo op de proef gesteld hadden. Maar hij had niet tegen de anderen willen zeggen dat hij wilde uitrusten. Jonas had Lucia bleek van vermoeidheid weg zien lopen. Hij vond dat ze er altijd al zo breekbaar uitzag, maar nu was dat nog veel erger. Hij voelde een golf van liefde voor dat kleine meisje. Maar geen echte verliefdheid, meer de liefde die een grote broer voelt voor zijn kleine zusje. Zijn hart lag bij Lydia. Hij vond wel dat ze nogal vervelend deed, vooral tegen Lucia en hij had het gevoel dat het te maken had met Ivan. Hij grinnikte en zijn bloemen werden geel. Ivan had het maar moeilijk, met twee meisjes om hem heen. Hij was dikke vrienden geworden met hem. Alleen op het punt meisjes, genaamd Lucia en Lydia, hadden ze nog wat onenigheden. Jonas bedacht da hij vanavond tegen Lucia en Lydia zou zeggen wat hij nu precies voor hen voelde.
Ivan was moe. Na het klingelen van de avondbel was hij uitgeput teruggesjokt naar het kamp en had zich laten vallen op een boomstam. Hij zag hoe Jonas en Lydia aan kwamen lopen. Lucia was waarschijnlijk al aan het koken. Ook de andere twee lieten zich vermoeid op een boomstam zakken. 'Hoe ging het bij jullie?' vroeg hij. 'Vreselijk!' zo zag ze er ook uit, Lydia's normaalgesproken knappe en trotse gezicht was nu bleek met wallen onder de ogen. Jonas schudden met zijn hoofd, ook bij hem was het niet zo goed gegaan. 'Bij mij ging het ook slecht, ik hoop dat het goed is met Lucia' zei Ivan. Lydia's hoofd schoot omhoog en ze wilde net iets verwijtends zeggen, toen ze zich bedacht. Ze zei:' Ik hoop het ook, het was stom van mij om voor te stellen door te oefenen terwijl allemaal zo moe waren'. Jonas antwoordde:' En het was stom van ons om ermee in te stemmen', Ivan knikte bevestigend. Lydia stond op. Zullen we gaan kijken of we Lucia kunnen helpen met het eten?
Jonas liep naar de kookplaats maar hoorde niets. Hij kreeg een onheilspellend voorgevoel en rende naar het vuurtje. Er was geen spoor van Lucia te bekennen. Ook de anderen kwamen aanrennen. Toen ze niks zagen bleef Ivan stokstijf staan, maar Lydia rende naar de beek, om te kijken of Lucia niet daar was. Weer geen Lucia te zien. Lydia rende terug en stormde naar de plek die Lucia steeds gebruikte als oefenplaats. Jonas en Ivan kwamen langzaam achter haar aan. Jonas was vreselijk in de war, waar is Lucia?! Tegen beter weten in hoopte hij dat ze de bel niet had gehoord en gewoon nog aan het oefenen was. Jonas zag Lydia stilstaan en hij liep rustig naar haar toe. Hij zag hoe ze in elkaar stortte. Hij hoorde haar snikken. Toen zag hij wat Lydia al eerder gezien had, een opgedroogd zwart meertje met een briefje: Bij mij is ze vast héél gelukkig! in bloederige hanepoten geschreven. Jonas voelde zich leeg. Zijn zusje! Zijn zusje was ontvoerd! Nee wacht, niet mijn zusje, mijn vriendin. Hoe konden ze mijn zusje meenemen! Ik bedoel mijn vriendin! Jonas legde zijn arm om Lydia's schokkende schouders en voelde hoe ook bij hem, hete tranen over zijn wangen gleden. Hij hoorde nog net twee voeten, die hard wegrenden.
Ivan rende en rende, hij probeerde te vluchten voor de ontvoering van het meisje wat hem lief was. Hij steeg op, maar ook dat hielp niets. Hij liet zich weer zakken en storte huilend in elkaar. Zo bleef hij een lange tijd zitten. Maar toen voelde hij twee ogen in zijn rug prikken. Hij besefte dat hij zo wel een heel gemakkelijk doelwit was en liep terug naar de anderen. De rest van de nacht brachten ze huilend door. Tot ze een windvlaagje voelden en opkeken. Voor hen stond Aurelina. Dit keer als mens. Wanhoop niet, ze leeft! Toen verdween ze weer. Jonas stond op:'Aurelina heeft gelijk, we moeten stoppen met huilen en haar gaan zoeken!'

JE LEEST
De maansteen
FantasyIvan, Lucia, Jonas en Lydia krijgen de opdracht van de mysterieuze Aurelina om de maansteen te bemachtigen. Alleen als ze samenwerken kunnen ze de maansteen in handen krijgen. Met behulp van de steen en met hun eigen krachten kunnen ze de zwarte mag...