•Hoofdstuk 6•
Bonk, bonk, bonk. Een grote zwarte slang met vurige rode ogen kwam aanglijden door de duisternis. De slang siste onheilspellend en viel aan. Twee lange tanden boorden zich in haar hoofd. Een stekende, kloppende pijn versprijdde zich vanaf het punt waar de slangentanden haar schedel doorboorden. Iemand gilde. Er drong een vurige pijn door haar lichaam die gedeeltelijk wegtrok en iets van haar met zich meenam. Haar hoofd bonkte vreselijk. Bonk, bonk, bonk. De slang trok zich terug, haar met haar pijn achterlatend.
Lucia schrok wakker. De pijn was echt en haar hoofd bonkte. Ook het lege gevoel wat de slang had achtergelaten na de aanval was echt. Ze voelde zich zoals ze zich voor de zilveren manen ook telkens gevoeld had: klein en zwak. Lucia probeerde overeind te gaan zitten maar haar hoofd deed pijn. Ze zette door maar merkte dat ze niet verder kon komen. Ze keek om zich heen. Ze zag een donkere ruimte, maar er was geen slang te zien. Opgelucht probeerde ze te verzitten en merkte dat dat niet kon. Ze lag in een foetushouding en kon zich maar een klein beetje bewegen. Toen pas begon ze zich af te vragen waar ze was. Lucia probeerde een lichtbol te maken met haar magie, maar ze merkte dat ze geen magie meer had. In paniek begon ze te schreeuwen en ze voelde de donkere bol schokken. 'Veulges mè is se wakker' hoorde Lucia een stem met een raar accent zeggen. 'Joah, da denk ik oak' nog zo'n stem. 'Laoten we maer verdur lopen, hé Zonkr'. De eerste die had gesproken, Zonkr, zuchtte en liep blijkbaar verder want de bol waarin Lucia zat schommelde.
De duistere heer keek uit het raam. Vanaf daar kon hij de hele binnenplaats van zijn gigantische zwarte kasteel overzien. Hij wachtte. Hij hoopte dat zijn strfunks een maankind te pakken gekregen hadden. Als hij er één te pakken kon krijgen, was het vast niet moeilijk om via diegene ook de anderen te bereiken. Dan kon hij eindelijk zijn grote plan voltooien! Hij lachte, maar het klonk absoluut niet vrolijk. Het was meer een krankzinning zenuwachtig gekakel, angstaanjagend en kil. Hij lachte maar door, hij hikte en gierde het uit. Zijn rechterhand, een laffe man wist het nu zeker: zijn heer was gek geworden.
Maar de duistere Heer was niet gek geworden, hij was al gek. Toch had hij naar zijn mening een hele goede reden om te lachen. Want hij had iets gezien: een stofwolk die naar hem toe kwam scheuren. Hij wist wat dat betekende en genoot van het idee. Zijn strfunks hadden er een te pakken! Een poosje laten, toen hij uitkeek over de binnenplaats door een van de weinige kleine ramen in het kasteel zag hij twee figuren naar de toren komen, met tussen hen in een grote donkere zwarte bol.
'Goed zo!' zei de heer met kille stem. Hij zat op een grote zwarte troon in een gigantische, lege zaal. Langs de wanden hingen zwarte doeken alsof er iemand was overleden en het was kil in de zaal. De Duistere Heer zat in een zwarte glimmende gigantische troon op een verhoging. Dit maakte dat de mensen die hij ontving zich nog onderdaniger voelden dan als de hij gewoon stond. Aan zijn voeten zaten twee rare wezens met twee lange dunne benen, een soort tentakels aan hun romp met een redelijk normaal hoofd, afgezien van et feit dat de pupilen bloedrood waren. Ze zagen er angstaanjagend uit maar waren toch bang voor hun grote machtige meester. 'Welke is het?!' vroeg hij. Een van de rare wezens begon te praten:' Wij denken het waterkind, heer, het was in verzwakte toestand toen we haar tegenkwamen en konden haar gemakkelijk overmeesteren. Angstig keek hij omhoog naar zijn meester, om te kijken of hij het goed gedaan had. 'Verdwijn uit mijn ogen strfunks!' schreeuwde hij. Opgelucht verlieten de wezens de lege zwarte zaal, ze hadden het weer een dag overleefd.
Het werd koud in de bol. Tot nu toe was het tamelijk warm en zacht geweest in de bol, maar opeens was het daar: een soort kille mist die haar liet bevriezen. Lucia voelde dat ze in iets duisters terecht gekomen was. Ze werd bang en trapte om zich heen. Ze had al een aantal keer zo'n aanval gehad de afgelopen uren. Ze wist nu dat er iets vreemds aan de hand was met haar krachten en dat ze die niet kon gebruiken tegen het zwarte omhulsel. Doodsbang en wanhopig trapte ze tegen de rand toen ze een kille stem iets hoorde schreeuwen. Toen ineens was de bol weg en werd het licht om haar heen. Ze viel met een klap op de grond en krabbelde moeizaam overeind. Langzaam keek ze op en wat ze zag liet haar adem stokken in haar keel.
JE LEEST
De maansteen
FantasiaIvan, Lucia, Jonas en Lydia krijgen de opdracht van de mysterieuze Aurelina om de maansteen te bemachtigen. Alleen als ze samenwerken kunnen ze de maansteen in handen krijgen. Met behulp van de steen en met hun eigen krachten kunnen ze de zwarte mag...