Hoofdstuk 3

55 4 0
                                    

•Hoofdstuk 3•

Ik loop door de heidevelden en kijk hoe de wolken langs de hemel jagen. Het is een beetje fris en ik duik weg in de kraag van mijn jas. Ik denk aan die ochtend op school. Hij was weer gepest door zijn klas genoten omdat ze hem vreemd vonden. Hij voelde zichzelf ook anders. Zeker vandaag. Hij was met een vreemd gevoel wakker geworden, het was een gevoel wat hij heel lang niet meer gekent had, het was geluk. De ruzies van zijn ouders leken minder belangrijk en het pesten op school had hem vandaag minder kunnen raken dan anders. Door dat gevoel had hij besloten om een wandeling te maken over de heide. Hij keek naar de lucht waar de wolken dreigender werden, waarschijnlijk zou het straks gaan regenen. Hij rilde. Jonas hield niet van de lucht, net zo min als van water en vuur. Hij bleef liever met beide benen op de grond. Als ze vroeger naar het strand gingen bleef hij altijd met kleren aan in het zand zitten, terwijl de rest ging zwemmen, zonnen of met een vlieger speelde. Hij groef in het zand en maakte er vormen mee, daar was hij altijd goed in geweest. de andere dingen vond hij maar eng. Nu, deze dag was ook die angst minder. Hij keek nog een keer naar de lucht. Hij zette een volgende stap maar voelde geen grond meer onder zijn voorste voet en viel voorover. Hij was in een konijnenhol gestapt.

Aurelina keek hoe de jongen die ze nodig had struikelde en languit op de grond viel. Ze lag in de aarde maar was nog net te zien. Of eigenlijk wás ze de aarde. De jongen keek op, toen ze hem in zijn donkere, blauwe ogen keek zag ze zijn naam, Jonas. Toen zag hij haar. Hij leek te schrikken, maar toen keek hij in haar ogen en ontspande hij zich. Aurelina zei:'Goedemiddag, Jonas!' de jongen keek haar met open mond aan en wilde iets zeggen. Maar Aurelina ging verder:'Kom over een week naar de openplek waar de zilveren maan schijnt, midden in de nacht. En zeg dan dit: Ik kom voor de maansteen, van Aurelina. Je zult daar drie anderen aantreffen, Ivan, Lucia en Lydia. Zij leggen het verder uit.'

Jonas keek vol verbazing naar de vrouw van aarde voor hem. Nadat ze gesproken had verdween ze meteen. Jonas bleef nog lange tijd verbaasd kijken naar de plek waar ze was verdwenen. Totdat hij voetstappen hoorden. Hij keek op en zag de drie grootste pestkoppen op hem neerkijken. Hij besefte dat hij nog steeds op de grond lag. Hij probeerde overeind te komen maar de grootste van de drie zette zijn voet op zijn rug en drukte hem tegen de grond. Waarom lig je daar zo stom naar de grond te staren, idioot? Volgens mij hoor je nu echt in het gesticht thuis. Hij gaf hem een gemene trap in zijn gezicht ook de andere twee begonnen hem te schoppen en te slaan. Hij keek hen aan zonder met zijn ogen te knipperen kalm aan. Hij zag hun gemene grijnzen langzaam veranderen in een uitdrukking van onbegrip. Waarom begon die idioot niet weer te huilen? Waarom leek hij ineens zo kalm? Jonas zag dat ze angstig naar hem staarden, en hij begreep dat ze eigenlijk altijd al bang voor hem waren geweest. Rustig stond hij op. Meteen renden de drie pestkoppen weg. Tevreden liep Jonas naar huis. Die vrouw had hem kracht gegeven, ze zou haar gehoorzamen en volgende week 's nachts naar die open plek gaan, om daar die anderen te ontmoeten. Hij had het gevoel dat hij vandaag een deur door gestapt was die zijn vreselijke verleden scheidde van zijn, hopelijk, betere toekomst. Vrolijk neuriënd liep hij door de regen naar huis.

Lydia was druk bezig met het oefenen van haar krachten. Ze kon inmiddels dingen in brand steken en kleine balletjes vuur maken. Nu was ze bezig om de temperatuur te veranderen. Ze hijgde van de inspanning en het lukte haar om de temperatuur een paar graden te laten stijgen. Vorige keer was ze te ver doorgeschoten en was het veel te heet geworden. Ivan, Lucia en zij hadden alledrie al brandblaren opgelopen voordat ze de temperatur weer kon laten zakken. Dit was meteen weer een goede oefening geweest voor Lucia, die ook asn het trainen was. Ze had op elke brandwond een laag water gezet en hield die in stand. Lydia moest haar wel bewonderen om haar kracht om dingen tegelijk te doen, namelijk het in stand houden van de lagen water op hun wonden en ondertussen gewoon verder oefenen. Lydia gaf get niet graag toe, maar ze was bang dat dat kleine meisje wat zo slap overkwam, misschien wel meer krachten had dan zij. De gedachte daaraan maakte dat Lydia onmiddelijk weer door ging met oefenen.

Ook Ivan was aan het oefenen. Hij liet gerichte stormen komen en er dansten een paar kleine tornado's over het veld. Hierna probeerde hij om met de wind dingen op te tillen. Hij kon al blaadjes optillen en soms ook schoenen en andere kledingsstukken. Nu probeerde hij om zijn tas de lucht in te krijgen. Het lukte Ivan om de tas een halve minuut op ooghoogte laten zweven, maar moest hem dan weer laten zakken. Waarschijnlijk zou het hem beter lukken na morgennacht. Dan waren zijn krachten op hun hoogtepunt en hoefde hij daar alleen nog maar mee te oefenen. Zodat ze er uiteindelijk allemaal klaar voor zouden zijn om de maansteen te bemachtigen en daarmee de zwarte magiër te verslaan.

De maansteenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu