Hoofdstuk 22.

1.3K 99 55
                                    

Het is de auto van Thijs. Haar adem stokt. Thomas kijkt op dat moment naar buiten. ‘Is dat?’ vraagt hij. Met grote angstige ogen kijkt hij naar haar. Karin knikt. Thomas draait zijn hoofd naar het raam. De bus is al verder en ze zien het ongeluk niet meer. Karin trekt Thomas dichter naar zich toe. Thomas probeert zich groot te houden, maar het lukt niet. Samen huilen ze er zachtjes om. Karin snapt het niet waarom bij haar de tranen komen. De bus wordt ingehaald door twee auto’s die hard rijden. Karin kijkt op. De auto’s blijven voor de bus rijden. Karin let er verder niet op en buigt haar hoofd. ‘Hij was een soort broer van mij’ stottert Thomas. ‘Sst’ zegt ze zachtjes in zijn haar. De bus stopt en rijdt weer verder. Zal ze nu eindelijk thuis komen? Zal ze haar ouders nu eindelijk weer zien? Haar vrienden? Opluchting in haar lichaam. Ze is vrij van de mannen. Ze zit nu veilig met Thomas in de bus. Bedroefd omdat Thijs dood is. Blij dat ze vrij zijn.

Ze heeft trouwens geen idee waar ze moet uitstappen. ‘Wacht hier’ zegt ze tegen Thomas en staat op. Thomas kijkt haar verbaasd aan. Ze loopt naar voren naar de buschauffeur. ‘Mag ik u wat vragen?’ vraagt ze. ‘Bij welke halte moeten we uitstappen?’ vraagt ze. ‘Gaat het wel goed met u? U kijkt zo bedroefd?’ vraagt de buschauffeur tegelijk. Karin haalt een keer diep adem. ‘Het gaat redelijk’ antwoord ze. ‘Over vijf haltes zijn we bij het politiebureau’ antwoord de buschauffeur. Karin glimlacht zwakjes en loopt dan weer terug naar haar plek. ‘We zijn er bijna’ zegt ze zachtjes tegen Thomas. ‘Dan zijn we echt veilig’ gaat ze verder. ‘Straks halen ze ons uit elkaar’ zegt Thomas angstig. ‘Ik laat je niet in de steek’ zegt ze en trekt Thomas dicht tegen zich aan. De bus stopt weer en niet veel later rijdt hij weer verder. Nog vier haltes. Misschien moet ze voordat ze uitstapt, maar even aan de buschauffeur vragen welke kant ze dan op moet lopen.

De bus stopt weer. Er stappen mensen in en er stappen mensen uit. Karin let er niet op en staart naar buiten. Ze rijden langs een winkelcentrum. Het is druk bij de winkels. Ze ziet mensen lachen, een moeder met een kinderwagen, een oud vrouwtje dat moe op een bankje gaat zitten, twee jongetjes die achter elkaar aan rennen. Het voelt op de één of andere manier vertrouwd. Ze is geen eens thuis. Misschien voelt alles nu straks wel vertrouwd? Of misschien alleen als er nog meer mensen zijn. Karin kijkt op en kijkt recht in de ogen van een oude bekende. Diego! Wat doet hij in de bus? Ze heeft hem niet zien binnenkomen. ‘Thomas we moeten eruit’ fluistert ze. Thomas kijkt haar verbaasd aan. Ze trekt de capouchon goed over haar hoofd en over het hoofd van Thomas. Of zal ze blijven zitten? Bij al die andere mensen. Ze kijkt nog een keer op en ziet dat bij de volgende halte nog een oude bekende in stapt. Karin herkent hem gelijk. Jay! Nu moet ze echt de bus uit. Ze moet nog twee haltes om bij het politiebureau te komen.

‘Kom’ zegt ze en pakt de hand van Thomas stevig vast. Ze drukt op het stopknopje. De volgende bushalte is niet ver van de ander af. Er moeten nog meer mensen uit. Karin probeert zich samen met Thomas tussen de mensen te wringen. Veel mensen willen de bus in. ‘Daar’ hoort ze iemand schreeuwen als ze is uitgestapt. Karin kijkt om. Diego en Jay zijn de bus ook uitgelopen. ‘Rennen!’ schreeuwt ze tegen Thomas. Karin begint te rennen. Ze ziet hier maar weinig mensen lopen. Daar loopt een man. De man stapt in een auto en rijdt weg. ‘Wacht!’ schreeuwt ze en zwaait met haar armen. Ze hoort een schot. Karin geeft een gil. Ze is niet geraakt, maar de kogel ging wel vlak langs haar heen. Ze knijpt steviger in de hand van Thomas. Zijn gezicht is betraand.

Hoe komen ze hier uit?

Ze weet niet waar ze heen moet. Waar is het politiebureau?

Ze slaan een straat in. ‘Blijf rennen. We mogen niet stoppen’ zegt ze hijgend. Weer een schot, weer niet geraakt. Ze rennen door. Mensen gillen en doen een stap naar achteren. Rennen een tuin in. Niemand helpt haar. De mensen zijn bang. Ze willen net als haar niet geraakt worden. Ze wil ook geen mensen in gevaar brengen. Blijven rennen, spreekt ze zich zelf toe. Haar hart gaat als een razende te keer. Thomas houdt haar nog net bij. Het moet zo niet lang meer duren. Anders gaat het echt mis. Dan redden ze het niet. ‘Ik kan niet meer’ hoort ze Thomas huilen. ‘Doe het voor mij’ zegt ze smeekend. Ze kijkt even in zijn ogen. Weer een schot. Ze schrikt ervan. Gelukkkig is ze weer niet geraakt. ‘Ze mag er niet komen’ hoort ze de stem van Diego schreeuwen. ‘Ze is er bijna’ hoort ze de stem van Jay roepen. Weer een schot. Ze wil haar handen voor haar oren houden. Ze is bang. Dit gaat verkeerd. Ze weet niet waar ze heen moet. Ze komt op een kruising en slaat links af. Ze kan niet meer, Thomas kan niet meer. Ze moet het opgeven. Ze zal het niet overleven. Tranen stromen over haar wangen. Ze slaan nog een keer rechtsaf.

Dan ziet ze het. Recht voor haar. Het politiebureau. ‘Daar!’ roept ze hijgend. Thomas begint zowat te juichen naast haar. ‘Haak af’ roept Diego. ‘Nee. Dit kan niet’ hoort ze Jay roepen. Karin blijft rennen. Politieagenten staan buiten. ‘Help!’ roept ze zo hard mogelijk. Politieagenten en andere mensen kijken op. Nog een schot. ‘Jay’ hoort ze Diego schreeuwen. Karin voelt een scherpe pijn in haar rug. Ze valt voorover en gilt het uit. Het brand. Nog meer schoten. Karin valt op de grond. Ze trekt Thomas mee in haar val. Haar lichaam doet zeer. Ze kan niet meer. Het wordt zwart voor haar ogen.

Een week na de ontvoering.

Karin opent haar ogen. Ze is al zowat een week in het ziekenhuis. Eindelijk rust. De agenten zijn weer weg. Ze heeft weer alles mogen vertellen. De hele bende is opgepakt dankzij haar. Thomas is opgevangen in een gezin. Jay heeft het niet overleeft. De agenten hebben hem neergeschoten. Diego heeft zijn wapen al eerder op de grond gegooid en is gaan liggen. Hij zit in de gevangenis en zal er ook niet snel uitkomen.  Het bleek toch Thijs te zijn die onder de witte deken lag. Volgens de politie blijkt het dat hij geen kant meer op kon. Dat beide auto's naast hem zijn gaan rijden en dat hij tegen de boom op knalde. Op slag dood. Dat zeiden de agenten tegen haar. Ze is zelf geraakt in haar rug, maar niets ernstig. Ze heeft er alleen veel last van en zal er ook altijd last van houden. Haar ouders komen de kamer ingelopen. ‘Mijn lieverd’ zegt haar moeder en gaat naast haar aan het bed zitten. ‘Je mag zo naar huis’ zegt ze zachtjes. Huis. Een klein woordje, maar een grote betekenis. Het is voorbij. Ze hoeft niet meer bang te zijn. Ze hoeft niet meer te vluchten. Ze is veilig.

-----------------------------------

Het einde. Ik wil graag iedereen bedanken voor de tips en feedback. Ook de mensen die mij geholpen hebben tijdens het verhaal. Bedankt voor jullie votes. Voor het geduld als het even duurde voordat er een nieuw hoofdstuk op stond. Dank jullie wel :)! Jullie kunnen altijd nog twee andere verhalen van mij lezen: Een nieuw begin (af) & Adriana (een verhaal waar ik me nu meer op ga richten).

De ontvoeringWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu