hoofdstuk 5

49 4 3
                                    

Ik durf Mevrouw van Dijk niet aan te kijken. Hetgene waarvan ze hield is weg. Weg voor altijd. Iets in me breekt als ik haar zachtjes hoor jammeren. Op dit moment had ik misschien wel een beetje blij horen te zijn, maar ik kan het niet. Ik mag het niet van mezelf. Ik hoor Mevrouw van Dijk diep zuchten. Ik kijk op. Haar ogen zijn rood, dik en vol tranen. Ze kijkt me diep in mijn ogen aan. Alles wat er een halfuur geleden gebeurde komt weer boven.

~

Een agstige rilling gaat door mijn lichaam als ik een auto hoor stoppen. Ik kruip dieper in het koude hoekje van mijn kamer. De stem van Mevrouw van Dijk galmt alsmaar door mijn hoofd : "hij gaat haar vermoorden en ons ook!". Ik wil niet dood,  want ooit wordt het vast beter.

De voordeur wordt met een keiharde klap opgeslagen. Er word hard geschreeuwd. Ik kan niks verstaan maar er waren meer mensen dan alleen mijn vader en Meneer en Mevrouw van Dijk, veel, veel meer. Een gil van Mevrouw van Dijk zorgt voor een korte stilte. Langzaam hoor ik iemand de trap op lopen. Mijn hart klopt in mijn keel. Langzaam probeer ik me langzaam dieper achter de kast te verschuilen, maar heel veel verder kan ik niet. De deur van mijn slaapkamer wordt open gesmeten. Ik houd mijn adem in. Stap voor stap komt de persoon dichter en dichterbij. Uit angst verberg ik mijn gezicht tegen de muur waardoor ik niks zie. Dan staat de persoon stil. Voorzichtig draai ik mijn gezicht om. Daar, daar stond mijn vader me aan te staren. Met een pistool in zijn rechterhand op mij gericht. Dit was de man waarover ik altijd droomde dat hij me ging redden. Degene waarvan ik droomde dat hij van me hield.

Tot mijn grootste verbazing laat hij zijn pistool zakken. We kijken elkaar lang aan. 'Eline' zegt hij zachtjes. Ik hoor het geschreeuw de trap op komen. Ik kijk hem smekend aan, maar hij loopt weg. Ik had achter hem aan willen roepen, uit willen schelden, maar ook had ik hem een knuffel willen geven en in zijn armen willen huilen. Alleen houd ik me in. Ik blijf zitten en veroer me niet. De mannen vinden me en grijpen me vast. Ik trap en sla om me heen. Ik scheld ze uit, schreeuw naar ze. Ze sleuren me met moeite mee naar beneden. Beneden ligt Meneer van Dijk dood op de grond en Mevrouw van Dijk zit in een zware paniek aanval naast haar man te huilen. Ik spartel en spartel, maar de man laat me niet los. Dan geef ik hem een harde trap tegen zijn gevoelige plek. Hij schreeuwt. Ik zie dat er een pistool half uit zijn broek steekt. Zo snel als ik kan pak ik het. ik richt om me heen. Het valt me nu pas op dat er echt ongeveer veertien mensen zijn. 'Eline leg dat pistool neer. Je kan er niet mee omgaan' zegt mijn vader. Ik kijk hem kwaad aan 'nooit' sis ik. 'Eline! Ik meen het! Dat ding is levensgevaarlijk' schreeuwt hij terwijl hij dichterbij komt. 'waag niet dichterbij te komen. Ik ga schieten!' Een aantal mannen dijnzen achteruit. Ik was kwaad, niet een beetje maar echt echt echt heel erg kwaad. Ik op een schiet een man aan de zijkant, die niet lang daarna dood op de grond valt. Ik begin te huilen. Mijn vader komt dichterbij. 'kom niet dichterbij of ik schiet jouw ook neer klootzak!' Ik richt het pistool op hem. Dan pakt een van de mannen zijn eigen pistool erbij en richt het op mij. 'Je gaat met ons mee trut'. 'Jullie hebben niks aan me als ik dood ben' zegt ik. 'Maar schiet maar, want dan schiet ik ook'. De man zucht. 'Dit schiet niks op'. Ee keiharde knal laat me verstijven. Een rode gloed komt vanuit de keuken ons tegemoet. Brand.

Far away from homeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu