hoofdstuk 2

28 7 5
                                    

Mijn hoofd rust op mijn nieuwe kussen, in mijn nieuwe bed, in mijn nieuwe kamer, nieuwe huis, nieuwe leven. Amper een uur geleden ben ik hier aangekomen, bij Sophie en Steven. Mensen die ik niet ken, die mij niet kennen, en die ik niet wil leren kennen. Zij willen mij ook absoluut niet leren kennen, alleen weten ze dat nog niet. Ze glimlachten naar me, alsof ze mij leuk vonden. Alsof ze me wilden. Ze hebben geen idee wat voor monster ze binnenhalen. Dus ik glimlachte niet. Ik keek voor me uit met de doodse blik die ik me de afgelopen maanden eigen heb gemaakt, even donker als mijn ravenzwarte haren, die tot op mijn rug bengelen. Ik wil ze niet afknippen, want mijn moeder vond het mooi als ik het lang liet. Ik herinner me hoe ze het streelde, de hele tijd, soms wel een halfuur lang. Ze bleef altijd glimlachen als ze dat deed, en soms vertelde ze me dan over hoe ik was als kleuter, hoe klein ik was. En kijk nu eens naar je, zei ze dan. Mijn grote kleine meid. Ze klonk altijd zo trots als ze dat zei. De blik in haar ogen op die momenten... Maar daar wil ik nu niet aan denken. Dat zijn gedachten voor 's nachts, als de duisternis als een extra deken boven op me licht, en ik mijn verstikkende tranen kan laten stromen in een stille waterval van rouw en verdriet. Nu moet ik doen waarvoor ik hier ben. Ik kijk de kamer rond. Blauw geschilderde muren, een soort donkerblauw, zoals de lucht eruitziet als de eerste ster begint te stralen en de rest nog slaapt. Er staat een bed, een kast, en een bureautje met een stoel ervoor. Op het bureau ligt een kaartje met "welkom" op geschreven. Ik steek het ergens onder mijn bed, in een stoffige hoop vergetelheid die je onder bedden vindt. Daarna loop ik naar mijn raam, dat uitkijkt over de straat. Er zit een jongen aan de overkant, zijn blonde haar valt een beetje over zijn ogen. Hij ziet er van mijn leeftijd uit. Net op dat moment kijkt hij omhoog en glimlacht naar me. Het doet me niets. Ik sluit de gordijnen. Geen afleiding. Daarnaast... ik val toch niet op jongens. Ik begin mijn koffer uit te pakken, jurkjes aan de hangers, T-shirts mooi opgeplooid op de laden, alles per kleur gesorteerd. Ik wil orde. Ik haat het als alles door elkaar ligt. Controle is alles wat me nog rest. Ik hou halt bij het jurkje dat ik in mijn handen heb. De bloedvlekken zijn er uit gewassen, maar ik herken het meteen. Ik droeg het die avond, toen... Dat gebeurde. Ik heb het niet weggegooid omdat ik het wil dragen als ik de moordenaar vind, omdat ik zijn bloed erop wil zien spatten. Omdat ik de herkenning in zijn ogen wil zien, het besef dat ik nog leef, dat ik zijn verderfelijke daad heb gezien, en dat ik hier ben om mijn ouders te wreken. En daarna wil ik hem zien sterven. Waarna ik hem achterna ga. Ik hang het jurkje ergens achteraan in de kast, diep weggestopt. Een vlaag van extreme woede overvalt me plots, als een onverwachte tsunami-golf. Ze zal het hier wel gewend worden, we zullen goed voor haar zorgen. Maar ze is zo zwijgzaam... Misschien moet ik naar haar hobby's vragen. De flard die ik opving klonk even duidelijk in mijn hoofd als Sophie's echte stem, en even later opent ze de deur. Haar blonde haar komt net achter haar de kamer in, alsof het op de wind gedragen wordt. "Hey", zegt ze zacht. "Wil je praten?" Ik schud mijn hoofd. Zelfs al was ik niet volledig verward door wat ik net hoorde, dan nog zou ik niet willen praten. Ze zucht. "Misschien... Heb je hobby's?" Wat? Dus... Het waren wel haar gedachten daarnet. Dat moet wel, ik bedoel, ik had hetzelfde bij Verstappen, maar toen dacht ik dat ik het me verbeeld had. Maar nu... Hoe deed ik dat? Waarom is dat nooit voor het ongeluk gebeurd? Wat gebeurt er eigenlijk met me? Ik ben even duizelig van al die vragen, al die nieuwe indrukken. Dan pas besef ik dat Sophie nog steeds op een antwoord wacht. "Ik... heb geen hobby's meer. Ik ga graag wandelen, alleen. Dat is het." "Je wandelt graag alleen?" Ik knik. Haar schouders zakken in. Missie mislukt. "Wel, om zeven uur eten we." Ik knik weer. Voor ze de deur dichttrekt, kijkt ze nog een keer om, misschien op zoek naar een glimp van een glimlach. Ze krijgt er geen, en vertrekt.

Ik kan gedachten lezen.

Blue EyesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu