De Tolk

64 5 3
                                    

Ik loop stilletjes de trap van het kindertehuis af. De stem die nog steeds in mijn oren schreeuwt gaat weer over in woorden die ik niet kan verstaan, maar ik herken de angstige stem van mijn zusje. Ik ben al bijna bij de voordeur. Nog drie meter. Nog maar twee. 'Spook je altijd door het huis?', fluistert een jongensstem. Ik zucht. 'Ga slapen, Jace', zeg ik vermoeid. Mijn ontsnapping is officieel mislukt, Jace gaat me nooit meer alleen laten. 'Waarom doe je dit Liv? Je zou toch ophouden met die stemmen van je?'

'Dit keer was het mijn zusje. En ga nu weg, ik moet erlangs.'

'Nee.' Ik kijk hem boos aan. 'Dit keer ga ik met je mee' Hij kijkt me zo serieus aan dat ik er niets tegenin durf te brengen. Ik kijk hem nog een keer twijfelend aan en dan lopen we samen het bordes van het huis af. We lopen door de stille straten. Aan de horizon komen de eerste lichtstralen al boven de wolkenkrabbers uit. Ik blijf stug doorlopen. Mijn armen en benen doen pijn, maar wat nog veel meer pijn doet is de stem in mijn oren die maar niet wil stoppen met schreeuwen. 'Wanneer kwam je er eigenlijk achter? Dat je nou ja, een Tolk bent?'

'Lang geleden, op mijn zesde verjaardag hoorde ik mijn eerste stem. Ik was met mijn ouders en Lynn op het strand. Ze wisten dat ik een Tolk was, de hele tijd. Ze hebben me direct naar Lacis gebracht, een heel groot gebouw in New York. Het is zeg maar het hoofdgebouw voor alle gestoorde gekken zoals ik, die stemmen en dat soort leuke extraatjes hebben.', leg ik uit. 'Je krachten worden daar gemeten via een apparaat en je wordt ingelezen in de computer, zodat ze weten wie je bent en wat je (super interessante) gave is.' Jace heeft nooit veel van mijn gave gesnapt en ik neem het hem niet kwalijk. Ook nu weer zit hij gefronst voor zich uit te staren. Ach, hij is zo lief, toen ik hem hier voor het eerst tegenkwam was ik al helemaal weg van hem. Hij heeft grote groene ogen en een schattige, bruine krullenbos op zijn hoofd en al is hij pas tien geworden, zijn houding lijkt hem veel ouder te maken. 'Maar waar wil je dan nu heen gaan. Naar Lacis?'

'Nee, eerst wil ik langs Saphira. Ik heb belooft dat ik haar op de hoogte zou houden van alles wat ik doe, sukkel die ik ben. We zijn er al bijna.' De eerste dag op mijn nieuwe school waren Saffie en ik al onafscheidelijk. Ze is echt de beste, slimste, geniaalste vriendin die je kan hebben. We lopen haar straat in en stoppen bij nummer tweeëndertig. Ik pak mijn telefoon uit mijn rugzak en bel haar nummer, ik heb geen zin om haar ouders om zes uur 's ochtends wakker te bellen.

'Liv? Oh, je bent er! Hoi, ja ik kom eraan. En niet stiekem weglopen, voor dat geval heb ik zoek mijn iPhone.' Voordat ik iets kan zeggen heeft ze al opgehangen. Vijf minuten later staat ze in de deurpost met een reusachtige rugzak. Ik grijns naar haar en ze lacht terug. 'Nou, laten we maar snel op geestenjacht gaan.', zegt ze opgewekt. 'Ho ho ho, wat? Je gaat echt niet mee, we hebben nog school. Ik gun jou een opleiding zonder idioot als vriendin.' Ze kijkt me verontwaardigd aan. 'En heb je dan al een plan? Jace mag ook mee.' Oeps, misschien is het toch niet zo'n goed idee om ondoordacht op pad te gaan.

'Nou, Jace mag mee tot ik bij Seyfridge bridge ben. En wat het plan betreft, nog niet, maar dat komt er vanzelf.' Jace ademt in om in protest te gaan en Saphira zegt: 'Dat dacht ik al en daarom heb je mij. Ik heb alles al uitgedacht, inclusief hoe we in New York moeten komen. Jij had toch vorige week je rijbewijs gehaald?'

'Nee, ik ben gezakt. Dat heb ik al verteld.' Even is ze in de war, maar niet lang.

'Oh, dan rijd ik wel. En ik heb dit boek uit de bieb geleend, het gaat over mythische wezens en beesten. Er is een heel boekdeel aan jou toegewijd. Natuurlijk heb ik het al helemaal uitgeplozen, er staan heel wat interessante feitjes in.' Heb ik niet gezegd dat ze de beste vriendin ooit is? Glimlachend kijk ik haar aan.

'Oké dan, omdat je zo veel moeite hebt gedaan.' Ze klapt in haar handen en geeft me een knuffel. 'Maar jij gaat wel terug en geen discussie dit keer.', zeg ik tegen Jace.

'Je kan me toch niet tegenhouden, Livie.', antwoord hij opstandig.

'Oh, maar ik kan je wel buiten de auto houden. Je gaat niet mee, punt uit. Je bent veel te jong om te gaan en ik ben terug voor je het weet.' Hij wil nog iets zeggen, maar kan blijkbaar niks verzinnen dat daar tegen opgewassen is.

'De auto staat om de hoek.', deelt Saffie mee. Ze haalt de autosleutel uit haar zak en loopt de hoek om. Jace en ik volgen braaf. Mijn mond zakt open als ik de auto zie. Een zwarte BMW staat keurig in het vak geparkeerd.

'Hoe kom je daaraan?', vraag ik ongelovig, ik kan me niet herinneren dat haar ouders er zo een hebben.

'Ach, ik heb zo mijn manieren.', zegt ze eenvoudig. Ik stap in bij de bijrijders kant en Jace neemt achterin plaats. Als Saphira de motor heeft gestart en wegrijd vraag ik: 'Vind je het niet erg om je ouders achter te laten?' Ze slikt even.

'Een beetje, maar jij bent meer dan een vriendin.' We stoppen midden op de brug en ik en Jace stappen uit. Hij slaat zijn armen stevig om me heen.

'Ik ga je missen.'

'Ja, ik weet het. Ik jou ook', zeg ik zuchtend. 'Je weet de weg naar huis, toch? Hier lopen we elke dag langs om naar school te gaan.' Hij knikt. Ik bevrijd me uit zijn armen en houd hem op een afstandje. 'Je wordt vast heel erg gelukkig, Jace. Tot de volgende keer.' Hij kijkt me aan zodat ik hem eigenlijk gelijk weer tegen me aan wil drukken.

'Doei, Livie.'

Ik kijk hem na tot hij uit het zicht verdwenen is, dan stap ik weer in en de warmte van de auto omhult me weer. Saphira laat me met rust, terwijl me langzaam de stad uitrijden. Het is nog minstens drie uur naar New York, dus ik besluit maar te gaan slapen. Ik klap de stoel naar achter en leg mijn hand onder mijn hoofd. Wat staat me te wachten? Met te veel gedachtes in mijn hoofd val ik in slaap. Als ik weer wakker word is het bijna negen uur. 'Nog een klein half uurtje rijden. Ik heb al voor een paar nachten een hotel geboekt. Daar kunnen we het eerst heen gaan. Dat ligt ergens in Manhattan, west village. Misschien kunnen we eerst wat uitzoeken over die groep, ik kon bijna niks vinden over een plek die Lacis heet. Wel over een man die in 1882 een gebouw heeft laten ontwerpen vlakbij Central Park. Oh, hoe heette hij ook alweer? Eduard Martin, ja, volgens mij wel. Hij noemde het Lacsis, vreemde naam, toch?'

'Ja, ik denk het.', mompel ik. Ik let niet erg op haar woorden, voor me doemt de indrukwekkendste stad op die ik ooit heb gezien. De skyline van New York is in één woord prachtig. Het verkeer is ontzettend druk en de gele taxi's schieten toeterend aan ons voorbij. 'Welkom in New York city, girl.', lacht Saphira.


The maze of lost stories (nederlands)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu