Hoofdstuk 6 ~ Nubilosus

219 12 6
                                    

Toen ik klein was heb ik ooit het hele district op stelten gezet. Het was iets minder dan een jaar na de dood van mijn moeder en de kinderen uit mijn klas wisten inmiddels dat ze me moesten mijden. Op een dag besloot een groep jongens echter dat ik best een goed slachtoffer was voor een van hun grappen. Toen de leraar even wegliep was trokken ze me naar achter en bonden ze me aan mijn haar vast aan een tafel. Vervolgens goten ze allerlei dingen over me heen, variërend van inkt en lijm tot sterke drank. Uiteindelijk was mijn haar zo in de knoop dat de schoolleiding me heeft moeten losknippen. Ik heb thuis uren gehuild, de afgeknipte lokken haar nog in mijn handen. De volgende dag nam ik mijn drietand mee naar school en joeg de jongens een van de hoeken in. Ik dwong ze om hun kleren uit te doen en stuurde ze toen naar buiten, poedelnaakt. Jaren later besefte ik pas hoe erg het was wat ik had gedaan, maar op dat moment leek het volstrekt logisch. Toen ik buiten kwam werden me veel dingen duidelijk. Dat ze geen grappen meer met me zouden uithalen. Dat ik van school gestuurd zou worden. Dat er overdag meer mensen op straat waren dat ik dacht, die me nu stuk voor stuk met afschuw in hun ogen bekeken. Alsof ík degene was die iets fout had gedaan, alsof ík het was die gestraft moest worden. En op dit moment had Navius precies diezelfde blik in zijn ogen.

‘Wat heb jij gedaan?’ Hij legde zijn hand op zijn hart en bekeek me van top tot teen, alsof hij niet kon geloven wat er met me was gebeurd. ‘Je zou van tributen toch wat meer mogen verwachten.’ Ik plukte een beetje aan mijn haar en zakte op een van de suède stoelen. ‘Niet zo goed geslapen.’ Mijn stem klonk rauw, alsof ik een zee-egel had ingeslikt. ‘Ik vraag me af of je voorbereidingsteam straks gillend weg zal rennen of dat ze simpelweg flauwvallen.’ Ik wierp hem zo’n vuile blik toe dat hij nog minstens een volle minuut verontwaardigd naar me bleef staren voor hij uiteindelijk ook ging zitten. ‘Waar is Finnick?’ Navius reageerde eerst niet, maar toen ik geïrriteerd mijn vraag herhaalde haalde hij zijn schouders op. ‘Ik heb hem nog niet gezien.’ Navius stond op en liep naar het grote projectiescherm wat nog steeds aan de muur hing. ‘Finnick is sowieso anders dan hoe hij… overkomt.’ Ik klemde mijn kiezen op elkaar en probeerde geen beledigende opmerking terug te maken. Natuurlijk was Finnick anders dan hoe hij overkwam op tv. Iedereen -of in ieder geval iedereen buiten het Capitool- wist dat tributen een strategie kozen om zo goed mogelijk over te komen bij het publiek. Voor knappe tributen was de keuze snel gemaakt: charmant, begeerd. Zo heel af en toe kreeg een meisje het zelfs voor elkaar om sexy over te komen, maar meestal waren ze vooral ordinair.

Sommige tributen hadden zelfs door hun strategie gewonnen, zoals de winnares van vorig jaar. Zij speelde zo overtuigend dat ze een huilebalk was, dat zelfs de andere tributen het geloofden. En nu zat Johanna Mason als winnares in een villa in district 7 en was de rest van de tributen dood.

Plotseling kwamen er Avoxen binnenlopen met grote schalen vol met het heerlijkste eten. ‘Ze zijn echt laat!’ verzuchtte Navius. ‘Hebben die twee dan helemaal geen manieren?’ Hij beende de kamer uit en liet mij alleen achter met de Avoxen. Het voelde niet goed om het eten wat ze brachten op te eten, omdat ze eigenlijk meer met me gemeen hadden dan van me verschilden. We waren allemaal gevangenen van het Capitool. Ik fluisterde een zacht bedankje en nam toen een van de gesuikerde broodjes van de immense schaal. Ik sloot mijn ogen en stelde me voor dat ik thuis zat, met Lise en mijn vader. Dat we deze heerlijke broodjes helemaal voor ons alleen zouden hebben en dat we ons heel even geen zorgen hoefden te maken over of we morgen wel genoeg te eten zouden hebben. Ik nam nog een hap en liet de suiker op mijn tong smelten. ‘Val niet in slaap.’ Met een gil opende ik mijn ogen, wat me een brede grijns van Jonathan opleverde. ‘Leuk dat je het zo grappig vindt, Jonathan, maar denk eens in wat jullie voorbereidingsteam dadelijk van jullie zal denken!’ Navius kwam gestrest de eetzaal weer inlopen, gevolgd door Finnick. ‘We arriveren over vijf minuten in het Capitool, dus ik stel voor dat jullie dooreten!’ Zijn toch al hoge stem sloeg van de zenuwen en hij stelde zich ongeduldig naast de eettafel op. Finnick liep langzaam naar de tafel en pakte zonder te gaan zitten een broodje. Ik herinnerde opeens de woorden van mijn vader. Wilde ik een goede indruk maken, dan had ik zoveel advies nodig als ik kon krijgen. ‘Wanneer gaan we onze strategie bepalen? Ik wil een zo goed mogelijke indruk maken bij de interviews.’ Finnick fronste zijn wenkbrauwen en kauwde door tot hij zijn mond eindelijk leeg had. ‘De strategie komt pas voor de training. Nu moeten jullie vooral doen wat jullie gezegd wordt.’ Plotseling werd het zwart buiten en na een paar seconden gingen de lichten binnenin de trein aan. ‘Fantastisch! We zijn er!’ Navius’ gestreste bui leek totaal verdwenen toen hij naar het raam liep en diep ademhaalde. Ik stond op en liep naar een van de lange ramen toe. We bevonden ons nu nog in een van de grote tunnels door de bergen, maar over een paar seconden zouden we omringd zijn door Capitoolmensen. Ik moest alle kansen aanpakken die ik had, en wie weet stond er wel een potentiële sponsor in het publiek. Als ik me nu liet zien, was er een grote kans dat ik zo live op tv zou verschijnen. Vlug trok ik mijn haar recht en wreef onder mijn ogen, om er nog op zijn minst presentabel uit te zien. Het geluid van het publiek was al te horen, en na een paar seconden reden we het licht in. De trein reed zacht, zodat alle mensen de kans hadden om een glimp van ons op te vangen. Jonathan stond inmiddels naast me en samen zwaaiden we naar de mensenmassa. Al deze mensen zouden ons het liefst nu al vechtend zien. Ze gingen allemaal genieten van onze dood. Ik slikte mijn afschuw weg en bleef glimlachend zwaaien tot we uiteindelijk achter gebouwen verdwenen en het licht weer uitging. ‘Goed, we arriveren zo. We brengen jullie meteen naar jullie voorbereidingsteams en dan zien we jullie pas weer als jullie klaar zijn.’ Finnick zuchtte en legde zijn half aangevreten broodje terug op tafel. ‘Navius, breng jij Jonathan, dan ga ik met Rosette mee.’ Rosette. Zo snel als de vraag waarom ze me niet bij mijn echte naam noemden in mijn hoofd opkwam, zo snel was hij ook weer verdwenen. Ik had ze nooit mijn echte naam verteld. ‘Eigenlijk heet ik Sky.’ Ze draaiden zich alle drie verbaasd naar me om, en het was Jonathan die het eerst zijn mond opendeed. ‘Maar bij de boete-‘ Ik onderbrak hem. ‘Ja ik weet het. Officieel heet ik Rosette, maar nu heet ik Sky.’ Jonathan haalde zijn schouders op en liep met Navius weg, en Finnick legde zijn hand op mijn schouder. ‘Oke, Sky,’ hij glimlachte kort, ‘laten we gaan.’

Spelen om nooit te vergeten.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu