Hoofdstuk 4

40 4 0
                                    

Ik weet niet of het vorige hoofdstuk goed is gepubliceerd. Maar als het pas donderdag is gepubliceerd: Sorry! Mijn WP doet soms raar.
En dan nog even een citaatje, gewoon omdat het kan: 'You will never know the end of the way, if you don't try it.'

Jacky's POV

Ik haat hoogtes. Het is gewoon zo... hoog. Maar goed, we rijden récht op de rand van een enorme hoogte af. Ik hoor Stanley nog schreeuwen:

'Blijf. Rijden!'

En dan springt mijn paard, een mooie vos, ik heb haar Apple genoemd, over de rand. Ze strekt haar voorbenen en maakt een enorme sprong. Ik knijp mijn ogen dicht om de hoogte waar we vanaf springen maar niet te zien. En dan vallen we. Ik voel het. Ik wil gillen, maar mijn stem wil niet meewerken. We vallen. Dieper en dieper. Ik hoor niks, ik voel niks, ik ruik niks. Mijn zintuigen lijken het niet meer te doen. Ik wil mijn ogen openen, maar ze werken niet mee. Dag Ryan, dag papa en mama, dag vrienden en familie. Ik voelde me alleen. Zou de dood zo voelen? Zo alleen, stil... Ben ik al dood? Ik weet het niet, ik weet niks meer en...

Jacky

...ik ben zo, zo alleen. Ik begin te snikken...

Jacky

...Wat was dat?...

Jacky

...Iemand roept mijn naam! Ben ik niet dood? Oh, ik hoop het zo! Als dit de dood was, dan wil ik echt niet dood...

Jacky

...Oja, die stem. Wie is het? Ik probeer mijn ogen open te doen. Voorzichtig laat ik mijn ogen aan het ligt wennen. Dat gezicht, het is groenig... Dan geef ik een gil:

'Stanley! Laat me alsjeblieft niet zo schrikken!'

'Weer helemaal normaal!' hoor ik Ryan zeggen.

'Ryan?'

'Ja hier, achter je,' zegt hij.

'Waar zijn we?' Vraag ik, want voor me strekt zich een groot, heldergroen veld uit vol met vrolijk gekleurde veldbloemen. Paars, roze, blauw, oranje, geel, een soort turqoise, wit... alle kleuren van de regenboog schitteren in het veld. Bijen en vlinders vliegen van bloem tot bloem. Naast me kruipt een rups over de blaadjes. Links van me begint een enorm bos met grote woudreuzen, de takken van bomen zijn verstrengelt in een strijd om het zonlicht. Eiken, sparren, berken en beuken(en nog meer maar als je dat wil weten moet je bij mijn broer zijn)... je ziet ze allemaal.

Tussen de bladeren is allerlei beweging te zien, geritsel en gefluit te horen.
Even verderop staat een reetje te grazen. Wanneer het ons ziet springt het met grote sprongen het bos weer in.

Aan de andere kant zijn majesteuze bergen, die oprijzen alsof ze hier al duizende decenia's staan. Boven op de toppen is vaag sneeuw te zien. Als ik mijn ogen een beetje dichtknijp kan ik een waterval zien die uitmond in een rivier. De rivier stroomt voor ons langs en eindigt in een groot, glinsterend meer.

'Wauw...', zucht ik, 'het is hier echt prachtig!'

'Dit is nou Antromorpha!' zegt Stanley trots.

'Antromorpha? Dat stond toch op die kaart, Ry?' vraagt Kay.

'Klopt,' antwoordt hij.

'En uhm, wat gaan we hier doen dan?' vraag ik.

'We gaan naar de MEP-universiteit,' Stanley wijst naar de andere kant van het meer.

Daar tussen de bomen ligt een eind verderop een enorm gebouw. Het heeft van boven een vorm van zo'n ziekenhuis-kruis. Het heeft iets weg van een soort kasteel en een landhuis tegelijk. Overal zijn torentjes, rare hoeken, platte en puntige daken. Van onder is het gebouwd van een zwart-achtige steen en bovenaan is veel van hout. Een grote witte toren steekt hoog uit boven de rest. Het dak glinsterd als duizenden sneeuwkristallen in de middagzon.

Antromorpha Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu