Hoofdstuk 16

23 3 0
                                    

Kay's POV

Wij. Wij de Vijf?! Of nouja: vier van de Vijf. Waarom wij? Ik bedoel, we zijn onervaren, zijn hier pas net en ja, wij zijn gewoon wij. Ik ben gewoon ik. Ik heb niet eens mijn kendani! Ryan heeft hem, Zyra heeft hem, Jacky heeft hem... en ik? Ik niet. Alleen de ketting van mijn moeder. Dat is alles wat er ook maar op wijst dat ik, heel misschien, een kendani zou hebben.

'Denk je dat echt?' Vraagt Ryan. 'Maar waarom wij?' Verwoordt hij mijn gedachten. 'Ik heb werkelijk waar geen idee.' Bekent Zyra. 'Dus vanwege een geheimzinnige voorspelling, een geheimzinnig gesprek tussen Rigelle en een geheimzinnig persoon denk jij dat wij de Uitverkorenen zouden zijn?' Vraag ik, totaal verbaasd en eigenlijk ook een beetje verontwaardigt. 'Ja.' Zyra kijkt me recht aan: 'Ja dat denk ik.' Ik schud mijn hoofd en draai me om. 'En nu? Stel dat het waar is? En dan?' Ik kijk de rest aan. 'Wat hebben we er aan?' 'Ik..' begint Zyra. 'Nee. Wil je naar Rigelle stappen? Zeggen dat je een vaag vermoeden hebt, of eigenlijk een fantasie, dat we vier van dé Vijf zouden zijn?' 'Nee. Ik zou eerst meer informatie zoeken zodat het zeker zou zijn. Dan zou ik pas op Rigelle of iemand anders afstappen!' Zyra klinkt nu ook boos. 'Hoe zou je dat dan voor elkaar willen krijgen?' Vraag ik en ik sla mijn armen over elkaar. 'Boeken. Lezen. Internet. Ik weet dat dat hier niet werkt, en ik weet dat je dat wilde gaan zeggen. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden, Kay.' Ze klinkt nu stil en beheersd. Dat maakt me alleen maar kwader. 'Want boeken zijn overal en altijd de oplossing. Ik wil wedden dat jij tijdens de Test het boek koos.'
'Geweld is niet altijd oplossing.'
'Weet je, ga maar lekker lezen. Ik doe er niet aan mee.' Boos draai ik me om en loop ik weg.

Ik plof neer op een bank in de Vuur-cave. 'Hey.' Kayla ploft naast me neer. 'Hey.' Antwoord ik, ietwat kortaf. 'Wat is er aan de hand?' Vraagt ze zuchtend. 'Ik ben niet zo goed in dit soort dingen, maar goed.' Half verbaasd kijk ik haar aan: 'Dat is ook erg opbeurend.' 'Ik zei toch; ik ben hier niet erg goed in.' 'Oke, ik ook niet en er is iets.' Beken ik. Kayla rolt met haar ogen, waarbij ze haar hoofd een beetje schudt. Daardoor valt haar haar, dat voor langer is, voor haar ogen. Ze blaast het weg en zegt: 'Dus. Wat is er aan de hand?' Ik vertel haar over de ruzie, maar laat het deel over de Vijf weg, wat het verhaal nogal verwarrend maakt. 'Als ik het goed begrijp hadden jullie ruzie over iets, waarbij jij je een bepaalde manier voelde en dus boos reageerde.' Kayla trekt een mooie, rechte... ehm, wenkbrauw op. 'Eh, ja?' 'Ik vroeg het aan jou.' Haar wenkbrauw bereikt ongekende hoogte op haar gladde voorhoofd. 'Ja.' Ik weet niet meer wat ik moet zeggen. 'Je bent echt hopeloos, weet je dat?' Vraagt ze met zachte stem. 'Bedankt.' Nu is het mijn beurt om een wenkbrauw op te trekken. 'Graag gedaan.' Ze schuift wa dichter naar me toe. Zenuwachtig kijk ik om me heen. De Vuur-cave ligt er verlaten bij. 'Er is niemand hoor.' Fluistert Kayla. Ik draai me om en hap naar adem. Ze is dichtbij, heel dichtbij. Ik zie de rode vlekjes in haar diepbruine ogen. Haar pupillen worden groter en ik verdrink in haar ogen. Ik voel haar warme adem in mijn nek en ze ruikt naar een warm, knapperend haardvuur en een vleugje rozen. Het ruikt... veilig. Vurig. Dan raken haar lippen de mijne. Ze zijn zacht en zoet. Warm. Ik kus haar gretig terug. Zachtjes vlijt ze zich tegen mijn aan, haar hand wrijft over mijn rug. Ik pak haar vast in een soort omhelzing. Ze lijkt te gloeien, ik waarschijnlijk ook, als een brandend vuur. Plots is het afgelopen. Zwijgend kijken we elkaar in de ogen. Een flakkerend, hongerig vuur weerspiegelt in haar donkere ogen. Als ze vooroverbuigt om me weer te kussen, horen we luide stemmen, lachend en pratend. Verschrikt deins ik achteruit. Kayla kijkt me met een scheef hoofd aan: emoties strijden om voorrang op haar gezicht. Ik schud mijn hoofd. 'Nu nog niet.' Even lijkt het of ze wil protesteren, maar dan bedenkt ze zich: 'Kom.' Ze pakt mijn hand en trekt me omhoog. Zodra de mensen de cave binnenkomen, laat ze hem los. Maar als wij uit de cave zijn pakt ze hem weer vast. Dat voelt, beanstigend genoeg, fijn. Heel fijn.

Ademloos bekijk ik Kayla naast me. We zitten in de binnentuin achter een aantal lavendelstruiken. De zoete geur van lavendel vermengt zich met Kayla's geur en zorgt voor een bedwelmend aroma. Het is schemerig en er is niemand meer te bekennen: we zijn hier alleen. Met z'n tweeën. Ik wil iets zeggen, maar Kayla legt haar vinger op mijn lippen, die nog na-gloeien, en fluistert: 'Ssst. Niks zeggen.' Ze duwt me op de grond en komt dan naast me liggen. Ze wijst omhoog, naar de nu donkere hemel, en ik zuig mijn adem naar binnen. De hemel wordt verlicht door wat lijkt op enorme vuurvliegjes. Ook écht vúúrvliegjes: vlammetjes dansen op en neer. Ikzou de hele nacht kunnen blijven liggen: Kayla's warme lichaam naast me, de donkere hemel met de lichtjes boven me en de herinneringen van de kus in mijn hoofd.

Antromorpha Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu