3.

233 6 1
                                    

We zijn een paar weken verder. De gronders blijven ons maar aanvallen en we zijn al 17 mensen kwijt. Octavia heeft ervoor gezorgt dat we met de gronders kunnen praten. De jongen blijf ik maar zien maar hij doet ons niks. We waren onderweg naar een brug. "Bang?" Hoorde ik Bellamy naast mij vragen. "Nee. Ik denk gewoon dat het een val is." "Waarom?" "Ze vallen ons al aan vanaf we hier zijn en nu willen ze praten. En we mochten maar met 4 komen." Octavia en Clarke zijn ook nog mee. We waren bij de brug en zagen paarden uit het bos komen. Clarke en Octavia keken blij en verrast. "Paarden." Hoorde ik Clarke zeggen. Ik zag dat er een vrouw en de jongen afstapte en naar ons kwamen. Ik en Clarke gingen ook naar voor. Ik stond voor de jongen en hij keek me aan. Hij zei iets en de vrouw keek in mijn ogen. Ze begonnen in hun taal iets tegen elkaar te zeggen. "Dus wat willen jullie?" Hoorde ik de vrouw zeggen. "Vrede." Antwoorde Clarke. Ze begon te lachen. "En waarom denken jullie dat het kan?" Vroeg ze spottend. "Ik loop hier al meer dan 2 jaar rond en we hebben nooit last gehad van elkaar. Ik wist nog niet eens dat er nog mensen rondliepen." "Jullie hebben onze mensen aangevallen. Bloed voor bloed." Zei ze. "We probeerde ons te verdedigen." Riep ik net iets te luid. Clarke begon nog met haar te praten. Ze bespraken onderling iets in hun taal. Ik en Clarke keken elkaar aan. Het liep niet goed. "We willen het meisje met haar bruin haar." Ze wees naar mij. Octavia en Bellamy waren naast ons komen staan. Bellamy pakte mijn hand. "Nee!" "Zo stop je de oorlog." Ik keek naar Bellamy. "Als het moet doe ik het." "We kunnen je niet kwijt geraken." Ik keek in zijn ogen. We hoorde opeens geweer schoten. Jasper. Er viel een gronder uit de bossen. "Geen wapens werd er gezegt." Riep Octavia. Er vlogen allemaal pijlen rond ons en we liepen in het bos. We liepen zo snel mogelijk het kamp in. Clarke begon te roepen. "Waarom namen jullie wapens mee?" Zei en Bellamy begonnen ruzie te maken. Ik zag Jasper en nog 3 mensen toekomen. Ik liep ernaartoe. "Hoe komen jullie hier aan?" Ik trok het geweer uit zijn handen. "Aan de andere kant van het bos was er een bunker vol. "Zijn jullie gek. We konden dit gebruiken als geheim wapen. Nu zijn ze voorbereid." Finn kwam naar me toe. "Kalm." "Kalm? Jullie hebben haar mannen aangevallen. Ze waren al kwaad om 5 man. Wat gaan ze nu doen?" Ik liep naar het schip. Ik pakte mijn jas en mes. Ik stak het weg en liep weer weg. "Open de poort." Riep ik. "Niet doen!" Beveelde Bellamy. "Laat me erdoor." "Wat ga je doen?" "Dat weet je best." "Ik laat je jezelf niet aan hun geven." "Hoorde je niet wat ze zeiden? Bloed voor bloed. Voor zover ik weet is er daarnet veel bloed gevallen." Hij pakte hij arm vast. "Sorry." Ik voelde iets prikken in mijn nek. Alles werd duizelig en zwart voor mijn ogen. Hij had mij gewoon verdoofd.

Als ik wakker werd zag ik dat Bellamy naar mij keek. Het was donker buiten maar je zag al een beetje zon. "Wat heb je gedaan?" "Wat het beste is." "Voor ons volk of voor mij?" "Ik laat je niet gaan." Ik rolde met mijn ogen. "Mag ik dan wat water?" Hij knikte en stond recht. Net voor hij naar buiten wou lopen keek hij nog is om. Hij twijfelde maar liep toch door. Ik wachtte heel even en stond dan recht. Ik sloop het schip uit en ging naar de poort. Ik klom over de muur en keek rond. Ik zei niet al te luid. "Ik weet dat je hier bent." De jongen kwam tevoorschijn. "Slim geworden?" Ik antwoorde niet. "Mag ik nu eindelijk je naam weten?" Hij dacht na maar gaf toch antwoord. "Jack." Hij deed iets rond mijn mond en trok mijn kap over mijn mond. Ik leek nu op een gronder. Hij pakte wat touw en bond mijn armen vast. Ik hoorde achter mij Bellamy roepen. Sorry bell het is voor je eigen veiligheid. Dacht ik. We begonnen naar zijn kamp te stappen.

We waren al een paar uur aan het stappen en waren nu in een groot open veld gekomen. We waren ongeveer in het midden toen ik gekraak hoorde achter ons uit het bos. Ik keek achter mij en zag Bellamy staan met een geweer op ons gericht.

Pov Bellamy
We waren nog steeds op zoek naar Ellen. Ik kon niet geloven dat ze haar opofferde voor ons. We liepen naar de kant van een open veld toen ik 2 gronders zag lopen. Ik richte mijn geweer en keek wie het was. Er stapte iemand op een tak en er keek iemand naar achter. Ze was geboeid. Heel haar gezicht was bedekt door een masker en ze had haar kap op. Ik kon niet zien wie het was tot ik naar haar ogen keek. Ik herkende haar meteen. Het was Ellen. Ze zag mij en schudde met haar hoofd. Ik beveelde om te schieten op de gronder voor haar. Er kwam opeens een leger gronders naar hun toe. We wachtte nog even. Er hadden een paar een paard bij hun. Ze waren aan het praten met de gronder bij Ellen. Ze keke naar haar en iemand stond voor haar. Hij pakte haar gezicht vast en keek naar haar. Hij keek verbaast en liet haar los. Er schoot iemand naast mij. Murphy. Ik zag dat er een gronder naar ons kwam. Ik richte mijn geweer op zijn hoofd. Ik zag opeens dat er iemand op zijn rug sprong waardoor hij viel. "De deal was als ik mij overgaf laten jullie hen met rust!" Roepte Ellen. "Ze schoten op ons!" Ze draaide zich om naar mijn richting. Ze zei iets en kwam op ons af. Ze stond een paar meter verwijderd van mij en ik stapte naar haar. "Bellamy laat mij gaan. Ik kan voor mijzelf zorgen." Ik schudde met mijn hoofd. "Ik kan je niet verliezen. We hebben je nodig." "De gronders laten jullie met rust dus is er geen gevaar meer." Ze keek naar mijn mannen. "Ga terug naar het schip." Beveelde ze. Ik hoorde wat gemompek maar ze vertrokken toch. Mietjes. "Mij raak je niet zo vlug kwijt." "De mensen hebben je nodig." Ik was het beu. Ik pakte haar bij haar arm en trok haar mee. "Je gaat gewoon met mij mee." Ik zag een gronder zijn mes pakken. Ik richte mijn geweer op hem. "Het is oke." Riep ze naar de gronder. Hij hield ons nog steeds in de gaten. Ze duwde mijn geweer naar beneden. "Bell vertrouw me." Ze fluisterde iets in mijn oor. "Tot snel." Zei ze en ging terug naar de groep gronders. Ze zei iets en werd dan op een paard gezet achter een gronder en ze reden weg. Ze keek nog is om en knikte met haar ogen.

The 100 and meWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu