2a

104 5 2
                                    

De dagen gingen voorbij. De gronders hadden Bellamy en Clarke hun kamp aangevallen. Daarom maakte ze een muur als bescherming. Ik liep op mijn gemak naar een rivier met een waterval. Daar zaten geen beesten en mochten de gronders nog niet eens in de buurt van komen. Ja de gronders en ik hebben en deal gemaakt over wie wat land bezitten. Kom je over de grens dan mogen de andere je doden. Maar het jongentje dat ik soms zie kan ik niet vermoorden. Vraag me niet waarom ik heb gewoon zo een gevoel. Ik kwam bij de rivier aan en keek nog eens rond. Niks te zien. Ik trok mijn kleren uit en stapte ik het water. Ik genoot van de frisse water. Ik stapte onder de waterval en spoelde het bloed uit mijn lange zwarte haren. Ik zet me achter de waterval en kijk naar de blinkende stenen op de muur. Onder de zonsondergang is het net een lichtshow. Als ik uit het water wou gaan hoorde ik takken kraken. Shit mijn wapens liggen nog op de kant. Maar ik snap het niet nog nooit heeft een gronder hier een voet gezet. Ik zie Bellamy tevoorschijn komen. Hij kijkt me verbaast aan. Ik trek mijn wenkbrauw op. "Ga je je nog omdraaien of blijf je liever kijken hoe ik me omkleed?" Vraag ik. Hij draait hem om. Ik trek mijn kleren aan en wring mijn haren uit. Ik ga naast hem staan. "Had ik niet gezegd weg te blijven?" Vraag ik. "We hebben je hulp nodig." Zegt hij. Ik haal mij wenkbrauw op.

Op de een of andere manier had hij mij overgehaald om mee te gaan naar het kamp. Hier zit ik dan naar de kaart te kijken. "Hier zou de voorraad moeten liggen." Zegt Clarke en wijst de bergen aan. Ik zucht. "Daar gaat het niet liggen." Zeg ik. "Waarom? Ben je er al geweest." Vraagt ze. Ik knik. "Er wonen daar nog mensen maar blijf bij ze uit de buurt. Als ze je te pakken hebben kom je er niet meer levend uit." Ik schuif de map weg. "Er is nergens meer eten op de grond waar je mag komen." "Dus moeten we verhongeren?" Vraagt Bellamy. Ik zie Finn binnenlopen. Als onze ogen kruizen slik ik hoorbaar. Hij was voor een korte tijd mijn lief maar ik maakte het lang voor ik naar hier werd gestuurd uit. Kort daarna werd hij opgepakt. "Probeer eens te jagen." Zeg ik. "Maar blijf uit mijn gebied." "Hoe dan? We hebben het nooit geleerd." Zegt Bellamy. Finn komt naast hem staan. "Gewoon met een paar zelfgemaakte wapens." Zeg ik. "Leer het ons." Zegt Clarke. Ik kijk haar aan. "Alstublieft." Ik denk na. "Anders laten we je niet met rust." Zegt ze. Ik zucht en masseer de brug van mijn neus. "Goed. Maar we beginnen morgen en jullie blijven uit mijn gebied." Zeg ik. Clarke glimlacht. "Perfect. Ik maak een bed voor je klaar." Voor ik iets kon zeggen was ze weg. Ik glimlachte. Zo was ze dus. Bellamy bekijkt me van top tot teen en gaat dan ook weg. Nu zijn ik en Finn alleen. Ik ga zitten op een tafel en Finn komt naast me zitten. We kijken elkaar aan zonder een woord te zeggen. Wat ook niet nodig is want ik weet wat hij nu denkt. "Kom je?" Vraagt Clarke. Ik trek mijn blik van Finn weg en volg Clarke. "Je zult bij Bellamy en Finn moeten slapen. Er was nergens plaats meer. Maar het voordeel is dat ze de grootste tent hebben." Ze stopt voor en inderdaad grote tent. "Bedankt dat je dit wilt doen. En nog eens sorry. Ik hoop dat het weer zoals vroeger kan worden." Ik knik alleen maar en stap dan de tent in. Finn en Bellamy zaten al op hun bed. Hoe is Finn ons voorbij gestoken? Ze hadden alleen nog maar hun broek aan. Ik stapte verder naar het nog lege matras en trok ook mijn kleren uit. Ik ging onder de dekens liggen en sloot mijn ogen.

Ik had een troebel zicht maar kon hun grijns op hun gezicht nog maar al te duidelijk zien. Ik voelde hoe ze aan mijn kettingen trokken zodat ik rechter stond. "Ronde vijf schatje." Fluisterde een bewaker in mijn oor vlak voordat hij de pinnen in mijn vel zette en de elektriciteit weer aanzette. Ik beet op mijn tanden om het niet van pijn uit te roepen.
"Ellen!" Hoorde ik iemand roepen en schoot recht. Het was maar een droom. Ik kijk in Finn zijn ogen. "Je was aan het roepen." Zei hij. "Waarover droomde je?" Vroeg hij. "Laat het Finn." Zei ik. "Vertel het me." Ik bleef maar zeggen dat hij erover moest ophouden maar hij luisterde niet. Ik kon zijn gezaag niet meer aan en liep naar buiten. De koude nacht begroet me. Ik liep in mijn topje en onderbroek rond. Ik hoorde voetstappen en draaide me om. Het was Bellamy. "Ik weet dat hij irritant is maar kom weer naar binnen. Je wordt nog ziek." Zegt hij. Ik keek hem raar aan. "Wat? We hebben je morgen nodig met het jagen." Zei hij. Ik glimlachte kort. "Vertel me waarom ik weer instemde." Zei ik. "Omdat je weet dat wij ook van daarboven zijn maar niet zoals hun zijn." Zei hij. Ik ging op een balk hout zitten. "Waarom kwam je mee met de rest hier naar beneden? Ik denk niet dat ze een gevangene een bewakersuniform gaan geven en een geweer. En je lijkt me ouder dan 18" Hij kwam naast me zitten. "Ken je Octavia?" Ik knikte. Ik heb ooit iets van haar gehoord. Zijn zat jaren onder de grond verstopt omdat zei een tweede kind was. En omdat je daarboven maar één kind mag worden ze anders vermoord. Ze was ontdekt en opgesloten. "Ze is mijn zus en het was mijn fout dat ze was ontdekt. Ik wou haar hier niet alleen naartoe laten gaan. Ik wil haar beschermen." Finn komt ook af. "Kijk het spijt me." Zegt hij. "Maar kijk ik ga je niet zomaar opgeven." Zegt hij. Ik sta recht. "Als ge er u energie in wilt steken doe maar. Maar weet dat het verloren moeite is." Zeg ik kalm. Ik stap langs hem naar de tent.

Al vroeg loop ik rond. Ik ben een van de eerste die wakker is. Ik zie beweging in een tent. Clarke komt eruit.

Als iedereen die ik ga leren jagen er is hebben ik en Clarke een lang gesprek gehad. Over wat er allemaal in de ruimte en over Finn. Ook verteld ik over mijn leven hier. Ze kan het ook niet geloven dat hij dat zei. Ik ben over hem heen dus van mij mag hij proberen wat hij wilt het zal niks uithalen.

We komen terug met 2 grote herten. Iedereen in het kamp roept van geluk. Ik ga bij de waterput zitten en maak de wapens schoon. Er komt iemand naast me zitten. Het is Bellamy. Hij legt uit dat hij me begrijpt maar met andere heeft besproken en wilt dat ik vaker kom helpen. Ik heb het afgewezen. Er werd geroepen op ons. "Gronder!" Riep Clarke. Ik was verbaasd. Hun kamp staat op mijn grond dus mogen ze hier niet komen. Ik ging kijken en lachte. Hij is terug. Ik liep op hem af. Hij omhelsde me. Clarke keek vragend naar me. "Ik had toch over hem verteld." Zei ik. Ze knikte.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Mar 30, 2019 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

The 100 and meWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu