De man

6 1 0
                                    

Ik schudde hopeloos aan mijn handbagage. Het leek vast te zitten in het kleine kabinet en mijn spieren waren nog moe van de slaap. Ik vloekte binnensmonds, hopend dat die verdomde koffer nu eindelijk zou loskomen. Net toen ik het wilde opgeven, voelde ik warme vingers langs de mijne strijken. Ik wist precies aan wie ze toe behoorden. Hij gaf een flinke ruk aan het ding en zette het voor mijn voeten op de grond. "Alsjeblieft" ik voelde de zachte adem die hij uitblies. Het kittelde mijn nek. Een rilling liep over mijn rug. Ik slikte en probeerde mijn rode wangen te verbergen voor alle andere passagiers. Vooral diegene die vlak naast me stonden. Mijn benen konden niet snel genoeg het vliegtuig uit zijn.
Inari haalde me in en liet een opgewekt kreetje toen ze tegen iemand op botste. We keken hem samen na. Zijn hoed was grijs in de ochtendzon. "Ok, arrogant."
"Kom nou, het is ochtend, Erica." Ze keek me met een gelukkige blik aan.
"Wat nou? Hij zei niet eens sorry. Een beleefde en nette man zou sorry zeggen."
"We zijn in Azië. Je zou hem toch niet hebben verstaan moest hij het gezegd hebben." Ik lachte heel sarcastisch. "Wat is er met jou? Normaal ben jij de optimist."
"Zoals je al zei, het is ochtend." Ze rolde met haar ogen. "Ik ga een toilet zoeken."
"Ik ga mee. Mijn blaas staat op springen."

De spiegel was zo schoon dat ik er mijn spiegelbeeld wel minstens 2 keer in kon zien. Ik wachtte op Inari terwijl ik mijn handen zorgvuldig met zeep waste.
"Kan je geloven hoe proper het hier is. Alles lijkt zo... bacterieloos." Ik ging met mijn rug tegen de wasbak staan en keek hoe mijn beste vriendin zich uitstrekte en een toertje draaide omdat ze nog altijd niet kon geloven dat we in China waren. Voor de eerste keer in 18 jaar was ze terug in haar geboorteland. Ze was terug thuis.
"Waarom kijk jij zo beteuterd?" Ik keek omlaag. Mijn armen over mijn borst geslagen. Alsof ik me tegen iets moest verweren. Ik hoorde de kraan een raar geluid maken toen ze die aanzette. Ik ontweek haar vraag met opzet. Ik wist waar ze op doelde en in wist waar dit naartoe ging. Ze zuchtte. "Wat is er tussen jou en Adam?"
"Niets." Een leugen die ik al zo vaak heb verteld.
"Ik zag hoe je keek."
"Wanneer?" Vroeg ik iets te fel. Snel veranderde ik mijn houding.
"Daarnet, op het vliegtuig." Ze keek me indringend aan. Ze deed alsof ze mijn grootste geheim ooit had ontdekt. Misschien was dat ook wel zo, maar dat deed er nu niet toe. "En al die andere keren daarvoor."
"De jongens wachten vast op ons." Ik nam mijn spullen en liep naar buiten.
Ik stopte direct met wandelen. Ik zag Adam en Ric naar ons kijken, maar dat was niet de reden waarom ik stilstond. Iets verderop stond een man. De man met de hoed. De man die geen sorry had gezegd. De hoed was zwart. Pikzwart. Mijn haartjes in mijn nek kwamen overeind. Mijn hart klopte in mijn keel. De man keek me recht aan. In wist het zeker. Maar ik wist ook dat het absoluut niet kon.
Ik keek recht in de ogen van iemand die er helemaal geen had.

TempelsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu