1

315 18 2
                                    

Ik heb het vaak geprobeerd. Ik heb de bewakers die voor mijn celdeur stonden, gesmeekt om me te laten gaan. Ik heb dagen gehuild, geschreeuwd en soms was ik dan weer stil. Ik heb ze prijzen beloofd, geld en een beter leven, maar de beloning die ze kregen van de wrede koningin die me heeft laten ontvoeren was waarschijnlijk zoveel beter. Soms was één van hun anders. Dan vertelde hij me over hoe het er buiten aan toe ging. Het was nog steeds oorlog en mijn ouders zochten tevergeefs naar hun dochter die verdwenen was tijdens een wandeling met haar pony. Na een tijd wisten ze dat ik nooit meer terug zou komen, dus vergaten ze me maar. Mijn naam werd van het testament gehaald en de wrede zuster van mijn moeder erfde alles. Nachtenlang heb ik gehuild om het verlies van mijn ouders en ik kon niet eens naar hun begrafenis. Ik mocht niet eens afscheid nemen…

Vandaag is het de zoveelste dag dat ik in de cel doorbreng. Ik heb stukjes draad gekregen om me bezig te houden, maar dat is nogal lastig als er nergens licht is. Ik weet niet waarom ze me het licht hebben ontnomen. Misschien willen ze mijn monsterlijke gezicht niet zien. Ik heb vaak te horen gekregen dat ze niet naar mijn gezicht konden kijken of hun ogen zouden verbranden. Mijn aandacht wordt getrokken door lawaai.

Voorzichtig sta ik op en wandel ik naar de kant van de celdeur. Er zijn slechts enkele gaten waar ik door kan kijken, maar het is net genoeg om een zwak streepje licht te zien. Ik hoor geschreeuw en dit keer is het niet van mij. Ik heb het lang geleden al opgegeven. De gangdeur smakt open en het felle licht verblind me voor enkele seconden. Een vrouw gekleed in een prachtige rode jurk met diamanten op, wordt binnengedragen door twee bewakers. Ze sleuren haar tot tegen mijn celdeur en steken de sleutel in het slot. Nog nooit heb ik het geluid gehoord van vrijheid en dan slaat de deur open.

Verbaasd kijk ik de jonge vrouw aan terwijl ze blijft schreeuwen om haar vrij te laten. Haar blonde haren golven over haar schouders en ze wordt ruw de cel in gegooid. Ik hoor de bewakers nog wat brommen tegen elkaar en dan verdwijnen ze zoals ze altijd doen als ze te lang bij ons zijn. ‘Wie ben je?’ de jongedame begint tegen me te spreken. Haar stem is zacht en ze probeert me in het duister te vinden. ‘Ik ben een persoon,’ fluister ik haar toe en ik kruip naar de verste uithoek van de cel. Ik wil niet spreken want dat heb ik al zolang niet meer gedaan. ‘Ik heb iets afschuwelijk gedaan,’ zijn haar woorden voordat ze haar verhaal begint te vertellen.

‘Ik ben een vrouw van adel, zoals je wel kan zien aan mijn kleren. Ik heb de koningin tegen gesproken en daarvoor zal ik gestraft worden. Het is mijn eigen schuld!’ ze verbergt haar gezicht achter haar handen en beeft. ‘Wat heb je dan gezegd?’ vraag ik aan haar. ‘Wel’, ze slikt ,’ ik heb tegen de koningin gezegd dat haar volk honger heeft. Ze lijden.’ Daar ben ik niet echt verbaasd over. De zuster van mijn moeder is altijd egoïstisch geweest. Daarom wou de familie haar eerst niet accepteren. Het is allemaal aan mijn moeder te danken dat ze toch is geaccepteerd. Mijn moeder wist niet hoe haar zuster echt was. ‘Zo erg zal de straf heus niet zijn.’ Het zijn loze woorden want na 10 jaar gevangen gezeten te hebben, heb ik de koningin nooit ontmoet. Ze is me nooit komen opzoeken, heeft me nooit verteld hoe het buiten was. Ze bleef ver weg van mijn cel en liet het land jarenlang honger lijden. ‘Wat heb jij gedaan als ik dat vragen mag?’ haar stem klinkt stiller dan daarnet alsof ze bang is voor mijn antwoord. ‘Ik stond in de weg voor haar erfenis,’ zeg ik fluisterend terug. ‘Ik begrijp het niet,’ antwoordt ze en het blijft even stil. ‘Wat is je naam?’ vraag ik aan haar. ‘Isabelle Van De Gouden Gracht.’ ‘Wel Isabelle, ik ben de verdwenen prinses.’

Nadat ik Isabelle mijn geheim heb verteld, blijft het lang stil. Ik denk dat er een paar uren verstrijken voordat ze weer begint te praten tegen mij. Misschien dacht ze dat ik dood was, want dat denkt iedereen in het koninkrijk. ‘Ik ben een beetje verbaasd. Mij hebben ze altijd verteld dat u ben opgegeten door de wilde dieren in het bos. Zelfs uw pony hebben ze nooit meer terug gevonden.’ Het is moeilijk om te praten over mijn ontvoering, maar toch vertel ik haar erover. Ik ken haar nog maar net en toch vertrouw ik haar.

‘Hebt u nooit geprobeerd om te ontsnappen?’ vraagt Isabelle aan me. Ik schud mijn hoofd, maar besef na enige tijd dat ze dat niet kan zien omdat het zo donker is. ‘Ik ben hier groot geworden zonder ontsnappingspogingen. Ik heb het niet geprobeerd omdat ik meisjes kende die het wel hebben geprobeerd. Allemaal werden ze betrapt en verdwenen ze. Ik heb zo nooit meer teruggezien.’ Een zucht, van Isabelle nestelt zich in de gaten van de cel muren.

‘U bent vast heel erg eenzaam geweest. Hoe bent u niet gek kunnen worden?’ Ik bijt op mijn lip en probeer zelf te achterhalen hoe het komt dat ik na jarenlange opsluiting nog steeds niet ben doorgedraaid zoals de vele andere. Misschien is het mijn karakter? Of de wil om te blijven overleven? ‘Het zal een overlevingsinstinct zijn.’ Beantwoord ik haar vraag. Ik steek een verdwaalde haarlok weer achter mijn oor en probeer woorden te vinden om te vertellen hoe het leven in deze cel is geweest. Koud, eenzaam en slecht, maar al deze woorden schieten te kort aan de echte pijn die ik hier heb geleden. Hoe ik heb gepraat tegen mensen, maar geen van hen beantwoordde mijn vragen, gewoon omdat ze bang waren dat de koningin erachter zou komen. Na een tijdje vond ik alles nutteloos. Waarom blijven praten als ik toch geen antwoorden krijg? Dus toen zweeg ik. Ik weet niet hoelang ik in stilte heb geleefd, maar aan mijn stem die na lange tijd weer spreekt, merk ik dat het al een tijd geleden is geweest.

‘Waar denkt u aan?’ Isabelle haar stem heeft een warme en tegelijkertijd zachte klank. De stem van een bezorgde moeder die ziet dat haar kind zijn knie geschaafd heeft. ‘Ik denk aan het leven dat ik hier al heb gehad.’ Beantwoord ik haar vraag. Misschien is dat wel mijn probleem geweest, dat ik altijd heel eerlijk antwoord heb gegeven op de vragen die mij als kind werden gesteld. Ik heb nooit gelogen of iemand beledigd, zo ben ik niet opgevoed. Ik was voorbestemd een goede koningin te worden en te trouwen met een welgesteld man. Maar al deze dingen zullen nooit gebeuren want na al die jaren zit ik nog steeds in deze cel. ‘Weet u waar we zijn? Waar ligt deze cel?’ vraag ik aan Isabelle. ‘Weet u dat dan niet? Deze cel ligt onder het kasteel.’

The lost princess (ON HOLD)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu