Hoofdstuk 24

164 13 1
                                    

De avond was al gevallen de maan schitterde boven de bomen en ik kon mijn ogen maar niet van het felle vuur voor me te houden. Hoewel ik niet exact weet dat het vuur wel kern was vanwaar het vuur vandaan kwam. Want Jona zijn aanwezigheid naast me was net zo heet als het vuur voor me.
Zijn blote borst drukte tegen mijn onbedekte arm en de koude die ik eerder nog voelde was al een lange tijd verdwenen. Toch vooral de ijsblokjes die mijn kaken moesten voorstellen waren nu verandert in hete kolen.

'Weet je zeker dat je shirt niet aan moet. Ik wil niet dat je ziek wordt door mij.' Vroeg onzeker ik voor de zoveelste keer.
Jona lachte zachtjes waardoor zijn borst enkel meer tegen me drukte. Dit was zo ongelofelijk gênant.

'Ik weet best zeker dat ik niet ziek kan worden door de koude of de warmte. En ik weet ook vrij zeker dat jij dat ook weet.'
Zenuwachtig begon ik op mijn onderlip te bijten.

'Het wordt al best laat, ik denk dat het best is dat we gaan slapen. Dan zal je wel beter zijn morgen.' Ik kon het niet laten om mijn hoofd pijlsnel naar hem om te draaien. Zo leek het toch, maar de koude het me toch nog wel in zijn greep dus werd het de helft trager dan ik dacht dat het was.

'Wat bedoel je met we?' Piepte ik.
Hij gaf me een grappige grijns en schudde snel met zijn hoofd.

'Je moet warm gehouden worden en dekens hebben we niet meegenomen. Daarbij weet ik vrij zeker dat ik heet genoeg ben om jouw en mezelf warm te houden. Trouwens ik weet vrij zeker dat dit niet de eerste keer was dat we samen hebben geslapen, wat ben je plots toch preuts geworden.'
Hij had zoals gewoonlijk wel gelijk, en ik had ook niets wat ik ertegenin kon brengen. We hadden vroeger wel vaker in hetzelfde bed geslapen. Maar vroeger was ik naïef, vroeger was ik nog niet stapel verliefd op hem, vroeger waren we in een paleis en vroeger was ik geen hormonale tiener.
Maar dat kon ik niet tegen hem zeggen zonder me volledig voor schut te zetten. Opnieuw.

Niet al te ver van het vuur legde ik me op mijn zij te beschaamd om me naar hem om te draaien.
Sommige takjes achter me knapte in twee en zijn warme arm gleed over mijn zij naar mijn buik. De spatie blote huid bij mijn bovenbuik tintelde als zijn vingers mijn huid aanraakte.

'Als je wilt kun je op mijn arm liggen. Als dat je comfortabeler zou maken.'zijn adem kietelde mijn babyhaartje. Zonder nog onzinnige woorden te sputteren knikte ik. Zijn zachte was zoveel beter dan wat ik eerst had. Wat niets anders was dan de harde grond.
Jona had me zo goed als volledig in zijn armen gesloten dat hij mijn hart wel door mijn rug moest voelen kloppen. Het maakte me nerveus, wat als hij door kreeg wat er allemaal door me heen ging?

'Eirian, voor deze enkele keer, stop met denken en ga nu slapen. Ik zal je wel beschermen.' Fluisterde hij met zijn lage ademstem.

En dat deed ik, Jona zijn woorden hadden altijd wel effect gehad op me, maar deze keer vond ik het niet erg. Want al dat we deden was slapen, toch.
En al die gevoelens die als een orkaan door me heen waadde waren mijn kleine geheimpje.

Met een steek in mijn rug werd ik de volgende dag weer wakker. Vermoeid en verward werd ik terug wakker. Klaar om recht te springen deed ik mijn ogen open om dan pijlsnel te beslissen dat ik toch nog even kon blijven liggen. Ergens in mijn slaap was ik gedraaid en lag nu met mijn gezicht enkele centimeters van zijn borst. Zonder zijn shirt kon ik al zijn spieren zien. Hij was geen blok spieren, maar het feit dat hij sportte was er wel duidelijk aan te zien. Zijn lichte, bijna bleke huid, was prachtig met de zonnestralen erop. Zijn gezicht was net hetzelfde verhaal, maar hij leek zo vredig terwijl hij sliep. Zijn krulletjes sprongen al de kanten op dat ik er opnieuw door wou gaan. Enkel om ze iets aan de kant te leggen. Enkel zodat hij er geen last van zou hebben, natuurlijk.
Maar ik hield me in. De schrik die ik had dat hij wakker zou worden en dit allemaal voorbij zou zijn was net te groot. Het voelde zo juist, daar in zijn armen dicht tegen elkaar gekropen. Maar dat was het totaal niet.
Met een stille zucht richtte ik mijn ogen opnieuw naar zijn borstkas. Hoe langer ik ernaar keek hoe meer ik kleine details merkte, hij had enkele vervaagde littekens die op zijn huid aftekende. Er was ook een vervaagde teken boven zijn hart. Het leek wel overblijfselen van een spreuk. Voorzichtig bracht ik mijn hoofd wat dichter en mijn vinger volgde de lijntjes waaruit het bestond.

'Het is een beschermingsspreuk.' Klonk zijn ochtendstem boven mijn hoofd. Geschrokken richtte ik mijn ogen naar hem toe om zijn intense ogen recht naar mij te zien staren.
Ik veranderde in een rode tomaat en sprong zowat weg van hem.

'Het spijt me zo, het was niet de bedoeling dat... je denkt waarschijnlijk dat ik een freak ben. Ik ben volkomen normaal, als dat is wat je moet weten.' Brabbelde ik snel. Ondertussen was ik al wat recht gaan zitten en hij ook niet lang daarna. Met een onleesbare expressie kwam hij naar me toe. Argwanend volgde ik zijn hand tot hij die op mijn voorhoofd legde. Hij was mijn temperatuur aan het meten, mijn gedachten gingen ook altijd de vrije loop.

'Ik denk dat je terug beter bent.' Zei hij rustig en keek me met een grijns aan.
Hij wou duidelijk nog iets zeggen, maar deed het toch maar niet. Daar werd ik enkel nerveuzer van, Hoelang had hij me als een freak naar zijn borst zien staren?

'Misschien kunnen we beter vertrekken. Anders gaan ze misschien nog ongerust zijn.'
Zijn ogen rusten nog voor een tijdje op me tot hij knikt en zijn shirt van de grond raapt.

'Pumpel gaat niet meer mee kunnen. Wat betekent dat we met negen verder moeten. Het zal waarschijnlijk geen probleem vormen. Zolang we maar niet te veel verrassing aanvallen krijgen.'

Terwijl ook ik mijn wapens terug bevestigde dacht ik terug aan de wezens. Met hun dikke huid en zwart doorlopen ogen. Ik kreeg rillingen als ik er nog maar aan dacht.

'Wat waren ze.' Fluisterde ik afgunstig. Jona stopte even met zijn handelingen en zijn ogen keken me indringend aan. Er zat zoveel emotie in zijn ogen, tot hij weg keek en zijn gesp op zijn heupen sloot.

'Ik heb geen idee.' Zuchtte hij.

Terwijl we verder wandelde in het bos praatte we. Als in heel veel praten. Hij vroeg naar mijn oma en tante, want dat mijn opa nooit iets over hun vertelde. Hij vroeg ook naar mij, hoe het nu was op school en of al mijn problemen die ik had in de lagere school beter waren. En met een glimlach vertelde ik dat het beter was, dat vroeger ik de gepeste was , maar dat ik nu de persoon was die niet werd opgemerkt, dat nu ik niemand was.
Daarvoor staarde hij me enkel aan, opnieuw, om dan zijn hoofd te schudden en verder te wandelen.
Ik vroeg ook naar hem, wat hij zoal heeft gedaan de laatste tijd en of zijn vader het niet te moeilijk maakte voor hem.
Ik had dit soort gesprekken echt met hem gemist, het voelde helemaal niet meer ongemakkelijk en beide konden we alles even achter ons laten. Het voelde als vroeger.
Hoewel ook dat stopte. Hoe dichter we bij wolkendtad kwamen hoe vaker hij voor zich uit staarde. Hoe vaker ik dacht wat er op me te wachten zou staan.
Wij beide wisten dat als we door de poort stapte al dat tussen ons was opnieuw opgesloten moest worden. Met een groot slot op de deur.
Het gigantische paleis van wolkenstad rees hoog boven al de andere gebouwen. De hoge torens raakte de wolken bijna en de elegante poort voor ons leek niet meer zo mooi als ik herinnerde. Het gaf me geen gevoel van extase meer. Het gaf me geen gevoel meer.
Behalve treurigheid.

'Eirian, ik wil-'

'Jona, je moet echt niets uitleggen,' kapte ik af, ik kon op dit moment geen valse troostende woorden horen, hij mocht me geen hoop geven, zelfs niet als hij niet door had dat hij dat deed, 'Mona is vast en zeker op je aan het wachten. Ik zou geen prinses willen laten wachten.'
En hij deed het opnieuw, hij keek me aan, maar zei niets. Wat me treuriger maakte hoewel het mijn eigen schuld was.
Snel rechtte ik mijn schouders en hief mijn kin.

'Kom, ik wil Pumpel nog zien. En Nathan zal ik waarschijnlijk ook nog uit de problemen moeten halen.'
En dat was het, de laatste woorden die we wisselde tot bij het kasteel en Prinses Mona hem om de hals vloog.
Een duidelijke claim erop had gestempeld.

Het was al bijna over mijn lippen gerold, maar ik kon mijn mond nog net dicht houden.
Maak je geen zorgen, hij ligt verder buiten mijn bereik. Jij hebt hem al met je koninklijke tengels gestolen.

En toen verscheen Blackless. Als mijn reddende engel.

'Laoni Eirian, we moeten praten.' En ze leek niet al te blij.

Het boswachtershuisjeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu