~Hoofdstuk 2~

104 11 2
                                    

''Denk je echt dat één van ons getrokken wordt?'' vraagt Johty als we naar het plein lopen. 

''Niet alleen dat, ik denk dat wij samen getrokken worden,'' mompel ik. Johty staart naar zijn schoenen.

''Alleen maar vanwege papa en mama?''

''Je hebt over ze geleerd, Johty,'' begin ik, ''ze hebben dingen gedaan. Ze moeten op hun eigen manier gestraft worden, de dood was te makkelijk. Het Capitool zal ze pijn doen door ons van ze af te nemen.''.

''Ik wil niet gaan. Ik wil niet dat jij gaat. Wij kunnen er niks aan doen, toch?'' 

''Dat maakt nu niets uit. We kunnen alleen maar duimen dat het maar één van ons is.'' En dat ik degene ben die getrokken wordt. Dat zeg ik maar niet hardop. 

''Misschien is het wel helemaal niet zo, misschien hebben ze papa en mama echt vergeven en hebben wij net zoveel kans als de rest van de kinderen,'' oppert Johty. Ik zeg er niets op terug. Hij is op een hele andere wereld in zijn hoofd gericht en ik wil niet degene zijn die hem de echte wereld moet laten zien. 

De Winnaarswijk ligt het verst van het plein af. Meestal gaan we met de auto, maar vandaag moeten Johty en ik lopen. Opdracht van het Capitool. Dus een rit van twintig minuten is een wandeling van een uur geworden. Johty en ik moesten daarom vroeger weg dan de meeste kinderen van District 12. 

Na een half uur lopen op een onverharde weg begin ik spijt te krijgen van mijn hakken. Mijn voeten doen zo ontzettend veel pijn. 

''Kunnen we heel even stoppen? Mijn voeten kunnen niet meer.'' kreun ik. Johty stopt abrupt en gaat in het gras aan de kant van de weg zitten. Dankbaar ga ik naast hem zitten en trek ik mijn hakken uit. '

Oh, dat gevoel.

Ik zet mijn voeten in het gras en laat ze even rusten. Johty kijkt er naar. Ik probeer te ontdekken wat hij voelt, maar zoals gewoonlijk kan ik het echt niet zien. Daarin lijkt hij zo ontzettend op papa. Natuurlijk moest ik net zo'n open boek zijn als mama...

''Gaat het?'' vraag ik. Johty schudt zijn hoofd. Ik open mijn armen probeer de beste grote zus te zijn die ik op dit moment kan zijn. De Boete is voor iedereen eng, maar wetende dat één van ons sowieso die verdomde arena in gaat, maakt het nog een tandje zwaarder. 

Na een paar minuten rustig gezeten te hebben, zie ik in de verte iemand lopen. Dat is vreemd, iedereen zou juist de andere kant op moeten lopen. Niet aanwezig zijn bij de Boete is een serieus misdrijf, om één of andere reden. 

Johty heeft het figuur ook al gezien en springt op. ''Wie is dat?'' vraagt hij met lichte achterdocht in zijn stem. Ik trek snel mijn hakken aan en sta weer op. 

''Rose?'' roept het figuur. Wacht eens even.

''Raff!'' roepen Johty en ik tegelijkertijd. Johty sprint naar Raff toe. Ik daarentegen loop rustig hun kant op. Rennen op hakken van acht centimeter op een onverharde weg is net zo dom als je hand in het vuur steken. 

''Wat doe jij hier? Jij moet ook zo op het plein zijn,'' zeg ik wanneer Raff me een knuffel geeft. 

''Ik was al veel te snel klaar. Ik dacht dat ik jullie wel tegen zou komen als ik deze kant op zou gaan lopen. Dan hoef ik niet alleen te wachten,'' zegt Raff. Johty en ik lachen. Met z'n drieën vervolgen we onze tocht naar het plein.

''Hoe gaat Johty hier mee om?'' vraagt Raff. Als de zoon van een vriend van mijn vader komt hij regelmatig bij ons thuis. Hij kent ons verhaal en onze angst voor vandaag. 

''Hij ontkent het,'' antwoord ik, ''Hij blijft maar zeggen dat het ook anders kan. Ik wil hem daar niet uit halen, de komende weken zijn al verschrikkelijk genoeg.'' 

It's Not The EndWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu