Hoofdstuk 14

124 22 34
                                    

Fenna:

In mijn ooghoek zie ik hoe Milou en Alex de andere kant op gaan. Ik blijf snel doorrennen. De adrenaline stroomt door mijn lijf. Zo bang als nu ben ik nog nooit geweest. Meter na meter raken we steeds dieper in de ondergrondse gangen verstrikt. De gang wordt steeds smaller waardoor we nu achter elkaar moeten rennen om niet te botsen. Het geluid van de vele schoenen achter ons galmt door de hele gang. Terwijl ik mijn energie voel verdwijnen, blijf ik maar doorrennen. De gang slaat de hoek om naar rechts en na de hoek knal ik bijna meteen tegen Riv aan. Vlug kijk ik waarom we gestopt zijn en zie een grote grijze deur. Kaj geeft er een ruk aan, maar de deur zit potdicht. Alle hoop die ik nog had is nu verloren. Iedereen hijgt als een bezetene en ik voel me verschrikkelijk duizelig door de enorme inspanning. Het geluid van de krakende schoenen verderop wordt alsmaar luider. Mijn hart bonkt in mijn keel. We kunnen niks meer, we hebben gefaald. Het enige wat er nu nog op zit is wachten tot we gepakt worden.

Binnen een paar seconden staat het leger van mannen al voor ons. De voorste man heeft een groot litteken over zijn linkerwang en grijnst ons angstaanjagend aan. "Neem ze mee naar O12!" roept hij luid en de mannen achter hem komen weer in beweging. Ik slaak een ijselijke gil als ik hardhandig word vastgegrepen. In paniek spartel ik alle kanten op met de laatste energie die ik heb. "Zit eens stil!" wordt er in mijn oor geschreeuwd en ik word nog steviger en door meerdere mensen vastgehouden. Half lopend en half slepend over de grond lopen ze met ons weer terug de gang in. Ik zie nu pas goed dat alle mannen een pistool bij zich dragen. Hun outfit is volledig zwart op één ding na. Half struikelend probeer ik wat dichterbij een van de mannen te komen. Het bloed stroomt uit mijn hoofd als ik het witte logo herken op de schouder van de man. "Recht blijven lopen!" roept een van de mannen die me vastheeft en hij trekt me ruw terug. Het logo op de schouders van de mannen hier, is het logo van de overheid. Dit zijn geen stelletje gestoorde criminelen. Het zijn mannen uit het leger of van de politie die ze gebruiken om ons onder controle te houden. Hoe langer ik erover nadenk hoe vreemder en afschuwelijker ik het vind klinken.

Eenmaal aangekomen bij een van de vele deuren word ik door twee mannen losgelaten en door nog maar een vastgehouden. Onze kansen om te ontsnappen zijn toch al vergaan. Een laatste ontsnappingspoging is onmogelijk met zoveel mensen die op je letten bij elke kleine beweging die je maakt. Op de deur staat met grove zwarte letters 'O12' en de man met het enorme litteken steekt een sleutel in het slot. De zware deur gaat open en bruut worden we naar binnen gegooid. Hard kom ik op de koude vloer terecht. "Geniet van je verblijf," wordt er nog net gezegd tot de deur met een dreun dicht wordt geslagen. Meteen is de kamer overvallen met duisternis. Alleen vanuit een klein raampje net onder het plafond schijnt een schemerig licht naar binnen. Verslagen blijf ik op de grond zitten. Tot vijftien minuten geleden dacht ik oprecht dat we hier uit konden komen. Dat we weer terug konden naar onze familie en vrienden. Terug naar ons oude leven en de mensen van Dromendaal voor de rechter krijgen.

"Waar zijn Milou en die jongen eigenlijk?" De schorre stem klinkt gebroken en vermoeid, net zoals wij ons allemaal voelen. "Ik zag ze een andere kant op gaan", mompel ik. Hij heeft ons laten stikken en Milou in veiligheid gebracht, neem ik aan. Alex kent de weg hier en hij wist gewoon dat wij een doodlopende gang in liepen. Mijn gedachten gaan weer terug naar het rennen. Een klein beetje blijdschap gaat door me heen. Wel weer wat calorieën verbrand, denk ik. Als ik me realiseer hoe ziek die gedachte is als je moet rennen voor je leven, dan kan ik mezelf wel voor mijn kop slaan. Misschien heb ik toch wel echte hulp nodig.

Na wat voelde als een kwartier ben ik weer wat gekalmeerd. De jongens proberen uit te vinden of het raam open kan. Het licht is echter zo dof en weinig dat je niet eens de vloer van de kamer kan zien. Kaj en Jamel botsen constant tegen elkaar of tegen meubels op. "Het raam zit dicht", meldt Riv na bijna van een bureaustoel te vallen. Voorzichtig tast hij met zijn handen in het donker naar een vast punt voor wat meer evenwicht. Door de kleine plof neem ik aan dat hij weer op de grond is.

De tijd verstrijkt en de zon komt al meer op. De kamer wordt nu al heel wat beter verlicht. Er staan een hoop stoelen en tafels en een grote kast. Alles in donkere kleuren, dat past bij de persoonlijkheden van de bedenkers van dit hele project. Uitgeput zit iedereen als een zoutzak op de grond of op een stoel. Na zo'n avontuur midden in de nacht zijn we allemaal kapot maar de adrenaline houdt ons wakker.

Plotseling komt er een schaduw voor het raam en wordt er wat mee gerammeld. Tot mijn verbazing staat Alex daar. Hij is ons dus niet vergeten. Na wat gekraak gaat het raam open en kijkt hij ons ernstig aan. "Het is dan niet helemaal volgens plan gegaan, maar ik weet hoe we hieruit kunnen komen. Ik word gezocht dus wees zo stil mogelijk en klim uit het raam", fluistert hij. Een enorme glimlach vormt op mijn gezicht. Onze vrijheid is toch dichterbij dan ik dacht.

Five-teensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu