Hoofdstuk 7

149 21 30
                                    

Fenna

Dat vandaag zo emotioneel zou worden had ik me vanochtend niet voor kunnen stellen. Met volle aandacht luister ik naar iedereens verhalen. Zacht rollen de warme tranen over mijn gezicht nadat Milou klaar was met vertellen. Hoe kon ik zo egoïstisch zijn door te denken dat ik het zwaar had. Het feit dat we allemaal naar dezelfde instelling moesten, baart me alleen maar meer zorgen. De emoties gieren door mijn lijf. Ik voel me veilig bij deze mensen, maar ik vind het elke dag enger worden in dit huis. Alles is zo vreemd en plotseling gegaan. We worden constant in de gaten gehouden en ik heb er genoeg van.

"Zou jij ook naar Dromendaal gaan?" vraagt Riv als Milou kalmeert. Zachtjes knik ik. "Mijn oma wilde mij er heen sturen," mompel ik. Hoeveel ik deze mensen ook vertrouw, ik vertrouw dit huis niet. Met al die camera's en microfoontjes voel ik me alles behalve op mijn gemak. "Wil je ook zeggen waarom? Je hoeft het niet te zeggen als je het niet wilt", zegt Kaj voorzichtig. Ik haal mijn schouders op. "Jullie hebben je verhaal gedaan, ik kan het dan ook." Een zwakke glimlach vormt zich op Milous gezicht. "Net zoals jullie had ik niet zo'n goede band met mijn ouders. Tenminste, het is meer mijn vader. Door hem moest ik bij mijn opa en oma wonen. Het contact met mijn vader verwaterde al snel maar mijn moeder zag ik gelukkig nog af en toe. Ik ontwikkelde een eetstoornis en net zoals jullie zou ik dus naar Dromendaal moeten gaan", zeg ik. In tegenstelling tot de anderen huil ik niet. Sterker nog, ik heb al mijn emoties uitgeschakeld. Soms is het beter om niks te voelen in plaats van verdriet en angst. Het verleden zit daar vol genoeg mee. Het heden kan wel zonder.

De rest kijkt me vol medelijden aan. Dit is precies de reden waarom ik niet volledig open ben geweest. Ik ben sterk en heb geen medelijden nodig om me beter te voelen. Ik begin me te concentreren op het tikken van de houten klok om de stilte niet te confronteren.

Jamel staat plots op met een geïrriteerd gezicht. "Jullie zijn echt niet speciaal nu", zegt hij spottend. "Jullie zijn allemaal freaks en denk maar niet dat ik er ook een ben!", roept hij boos. Hier gaan we weer. Niemand neemt de moeite om hem tegen te spreken. We zijn het inmiddels wel gewend. Hij is onze aandacht niet waard. "Ik ben echt de enige normale hier tussen dit stelletje gekken", roept hij met een verafschuwend gezicht. Boos loopt hij de kamer uit.

Iedereen heeft wat behoefte om alleen te zijn en alle informatie te verwerken. Al snel gaan Milou en Kaj richting hun kamers. Ik zou ze dolgraag achterna lopen, maar ik voel me te vermoeid. Riv geeft me een zwakke glimlach. Ik probeer alle informatie die me is verteld op een rijtje te zetten, maar het geeft me alleen maar hoofdpijn. "Hij is ook niet normaal toch? Ben ik de enige die dat ziet bij Jamel?" vraag ik. "Ik gok iets van narcisme. Hij kan blijven ontkennen, maar ik denk dat we de reden hebben gevonden waarom we hier zijn", zegt Riv. Hij staat op en neemt plaats naast mij op de bank. Vragend kijk ik hem aan. "Wat is de reden dan volgens jou?". Riv gaat wat meer rechtop zitten en begint dan zijn theorie te vertellen. "We hebben allemaal psychische hulp nodig, er hangen overal camera's en microfoons, het feit dat er nog niemand anders dan wij vijf hier is geweest. Het moet wel een tv-show zijn." Geschrokken kijk ik hem aan. "Dat kunnen ze niet maken. We hebben het slecht, we zijn geen entertainers", zeg ik verontwaardigd. "Weet jij wat beters?", vraagt hij schouderophalend. "Nee, maar ik weet wel dat dit Dromendaal een gestoord idee was geweest. Ik had nooit moeten instemmen voor hulp. Dit is niet eens hulp", breng ik uit. We zijn beiden weer een tijdje stil. Ik merk nu pas hoe dichtbij Riv eigenlijk zit. Veel behoefte om me te verplaatsen heb ik niet. Het voelt goed.

Riv kijkt me lang aan. "Het leven is zwaar. Ik wil soms gewoon niet meer leven en gisteren was zo'n moment. Ik miste mijn zusje zoveel en ik kan er niet aan denken dat ze nu alleen zit met het monster dat mijn moeder is", zegt hij gebroken. Geruststellend leg ik mijn hand op zijn rug. Hij schokt even, maar tot mijn verbazing blijft Riv rustig. Nog nooit ben ik goed in troosten geweest in situaties als deze. "Ik heb er gewoon genoeg van," mompelt hij "We moeten hier echt weg." Zijn zwarte haar valt zachtjes voor zijn ogen. Het doet me pijn om hem zo te zien. Ik weet wel dat ik er net zo slecht aan toe ben als hem en de rest hier.

Na een tijdje zo te hebben gezeten, besluiten we om toch maar naar boven te gaan. Als we in de hal zijn, voel ik opeens hoe droog mijn keel is, daarom laat ik Riv alleen naar boven gaan en loop ik nog naar de keuken. Nu voelt dit huis nog killer dan het al deed, zeker nu we een reden hebben gevonden waarom we hier zitten. Nadat ik mijn glas heb gevuld onder de kraan, drink ik het glas leeg met flinke slokken. Ik vul het glas nog een keer en neem het mee voor in de nacht. Met het glas loop ik naar de trap, die ik begin op te lopen. Ik voel ogen in mijn rug branden, dus ik kijk achter me. Op dat moment schiet er een schim weg, na dat gezien te hebben, verstijf ik. Ik weet zeker dat iedereen boven is, maar wie was dat dan? Opeens krijg ik behoefte om naar boven te rennen en me dan op te sluiten in mijn kamer en er nooit meer uit te komen. Dat is dan ook wat ik doe en ik trek een sprint naar de zolder. Waar ik me op mijn bed plant en probeer om de dag te vergeten.

Five-teensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu