Hoofdstuk 3 ~Arseni~ en ~onbekende~

1.1K 35 5
                                    

Ik heb dit nog eens nagelezen en verbeterd

Hoofdstuk 3 ~Arseni~

Er was een week voorbij en ik had hem nog steeds niet gezien en ik mis hem zo. Ik huilde me zowat in slaap en ik was voor het minste kwaad. Seraph en Seran hadden me nu opgesloten in mijn kamer -van het internaat van de school- om af te koelen, maar elk moment dat ik alleen was dacht ik aan hem, mijn geliefde. Hij was daar ergens buiten en ik wist niet of ik hem ooit nog zou terug zien. De vader van Aleander zat buiten op een bankje. Hij keek gepijnigd voor zich uit. Ik sprong uit het raam van de hoogste verdieping en ik kwam hurkend op de grond neer. Ik ging naast hem zitten. 'Heb jij hem nog gezien? Weet jij hoe het met hem is?' vroeg ik bezorgd. De hoeder keek me diep in de ogen aan. 'Heb ik hem echt zoveel pijn gedaan?' vroeg hij me. Ik knikte. Een traan rolde over zijn wang. 'Ik kan dat niet gedaan hebben. Ik zou dat nooit doen, maakt niet uit van welk geslacht hij houdt. Ik hou van hem, hij is mijn zoon.' Hij snikte nu. 'Ik weet niet waar hij is. Niemand weet het. Hij zou terug hervallen zijn in zijn vorige gewoonten maar ik geloof dat niet. Als hij een doel voor ogen heeft dan doet hij daar alles aan omdat doel te bereiken. Hij kan niet terug naar het leven dat hij hiervoor had. Het kan niet.' Ik wist niet wat ik moest doen, ik wist niet hoe ik deze man moest troosten. 'Ik ...' begon ik maar ik werd onderbroken door mijn gsm die belde. Ik nam op. 'Hallo met prins Arseni.' zei ik. 'Zoon, kom naar het paleis we moeten praten.' zei mijn vader bevelend. 'Ik vertrek meteen, vader.' zei ik en stond op. Mijn vader hing op en ik stak mijn telefoon weg. 'Ik moet gaan. Ik beloof u dat alles goed komt met u zoon.' Ik was weg voor hij iets kon zeggen, want ik had hem iets gezegd dat ik me zelf wijsmaakte om niet gek te worden. 'Seraph! Seran!' riep ik. Ze kwamen snel aangesneld. 'Maak de jet klaar, vader heeft me ontboden.' Seraph liep vooruit terwijl Seran aan mijn zijde bleef. Er kwam een mooi meisje uit een kamer gestapt. Ze had een lichtbruine huidskleur en donker bruine lokken en bijna zwarte ogen die me indringend aan keken. 'Prins Arseni.' zei ze en boog diep voor me. 'Ik ben prinses Asya en ik ben ontboden door u vader.' zei ze. 'Seran en ik zullen u begeleiden naar de jet, prinses Asya.' zei ik beleeft. Als mijn vader en moeder gaan doen wat ik denk dat ze gaan doen dan zal het er nog erg aan toe gaan. Ik bood de prinses mijn arm aan en zij hing aan. We liepen langzaam naar de jet. Er stonden steeds meer mensen bij de jet te juichen dat het nieuwe koningspaar was geboren. En ik wist nu zeker dat het zo gepland was dat ze hier was zodat ik haar niet kon weigeren omdat het volk het nu zo verwachtte. Ik was van binnen razend en ongelukkig maar aan de buitenkant leek ik gelukkig en trots dat ik mijn "mate" gevonden heb. Ik liet haar pas los als we afgesloten van de buitenwereld waren. 'Jij wist dit!' riep ik en liet mijn tanden zien. 'Ja, mijn prins.' zei ze onderdanig en knielde neer. 'Waarom doe je hier aan mee?' vroeg ik nog steeds kwaad. 'Mijn mate is overleden en u ouders vroegen of er vrouwen beschikbaar waren voor u en mijn ouders hadden me meteen aan hen geschonken.' zei ze. 'Je weet dat ik mijn mate ontmoet heb en ik hem niet zou laten vallen.' zei ik. 'Dat wist ik niet, mijn prins.' zei ze en keek beschaamd naar de grond. 'Ik wil niet tussen u en uw mate komen, maar u ouders hebben ons nu als mates laten overkomen dus we kunnen nu niet terug.' zei ze en ik dacht een kwaadaardig lachje te horen. 'Ik trouw niet met je zolang mijn mate leeft en zelfs daarna niet. Ik hou van hem en niet van jou noch van een ander.' zei ik en liep naar mijn kamer in de jet. Zijn geur hing er nog steeds en ik kalmeerde meteen. Voor ons vampiers is het anders dan voor de hoeder-vampiers. Wij weten meteen wie onze mate is omdat onze innervampier het ons verteld, maar voor de hoeders is het anders zij moeten het bloed van hun mate geproefd hebben. Het is ongehoord dat een vampier en een hoeder-vampier elkaars mate zijn, het is zelfs niet bestaand dus er moet iets anders zijn iets dat mijn ouders voor mij willen verbergen en ik zweer dat ik daar achter zou komen. Ook wij vampiers verouderen tot ons vijfentwintig daarna verouderen we langzamer tweehonderd jaar staat bij ons gelijk aan 1 jaar verouderen na ons vijfentwintig en ik wilde niet zoveel tijd doorbrengen met iemand die niet mijn mate is. Voor hoeder-vampiers ligt het allemaal anders, zij verouderen zoals mensen buiten als ze hun mate gevonden hebben dan stopt de tijd voor hen op de leeftijd die ze gemate hebben. Ze sterven enkel wanneer hun vampier die ze hoeden -en waaraan ze hun leven gewijd hebben- vermoordt wordt door een gevallenen. Gevallenen zijn vampiers die zijn overgeleverd aan de bloedlust. Wij vampiers drinken bloed, maar we mogen niet te veel drinken want dan kunnen we verslaaft raken en beginnen we steeds meer bloed te drinken en uiteindelijk doden we iemand omdat de bloedlust niet meer gestild kan worden en dat is het moment dat we veranderen in een gevallenen. Onze oogkleur wordt bloedrood en we kunnen onze tanden ook niet meer intrekken en de zon is dan ook dodelijk. We kunnen hen ook niet meer helpen. Ze drinken zowel van mensen als van hoeders, maar bij hun zijn wij vampiers hun delicatesse en ze doden alleen de zuivere -vampiers die niet verslaafd zijn aan de bloedlust. Het is allemaal ingewikkeld, maar het hoort bij onze cultuur en we zijn er mee opgevoed dus dit is normaal voor ons.

Ik zat hier nog steeds over te piekeren toen Seran en Seraph binnenkwamen. 'We zijn gearriveerd.' Ik stond op vampier snelheid op en ging meteen naar de vergaderzaal waar ik wist mijn ouders op me zouden wachten. Ik gooide de grote deuren open en ze knalde tegen de muren. Vier paar ogen keken me aan. Ik rechte mijn rug en keek mijn ouders kwaad aan. 'Ik wens jullie alleen te spreken.' zei ik en mijn stem trilde van de inspanning om kalm te blijven. 'Je denkt dat je hier zo kunt binnenvallen en dan nog iets te wensen te hebben?' vroeg mijn vader en ik zag dat ik hem woest had gemaakt. Ik knielde. 'Het spijt me vader, mijn koning.' zei ik met opeengeklemde kaken. 'Ga naar je kamer!' riep mijn vader. 'Twee weken zonder eten!' Ik stond op, knikte en liep naar mijn kamer. 'Seraph! Haal Solan alstublieft!' riep ik en liep verder naar mijn kamer.

Toen ik mijn kamer binnenkwam stonden Seraph, Seran en Solan mij op te wachten. 'Hoe gaat het met hem? Is hij beter?' vroeg ik bezorgd. 'Iedereen buiten!' riep mijn moeder kwaad. Iedereen stormde mijn kamer uit. 'Hoe durf je ons zo belachelijk te maken?! Je blijft hier twee weken en je krijgt alleen een beetje bloed zodat je niet uitdroogt!' Mijn moeder knalde de deur dicht en ik hoorde dat ze de deur op slot draaide. De luiken voor mijn ramen werden ook gesloten en verzegeld zodat er amper licht binnen kon en ik zeker al niet naar buiten kon. Ik ging op het bed zitten. Ook hier hing de geur van Aleander en ik genoot van zijn geur. Met hem in mijn gedachten viel ik in slaap.

~Onbekend~

(Een week voor Arseni's pov)

Hij lag daar op het bed. Hij leek sprekend op zijn vader alleen de littekens die hem tekende maakte het onderschijt tussen de twee. Hij was nog steeds in een diepe slaap en dat zal nog even blijven totdat ze weten wat ze met hem willen doen. Ik nam hem op en droeg hem naar de kelder, waar het laboratorium en de kerkers waren. Mijn bevelhebber stond me al op te wachten in de kerker naast het laboratorium. Ik legde hem op de ijzeren tafel die in het midden stond. 'Goed gedaan.' beloonde de bevelhebber me. Ik glimlachte timide om zijn belonende toon. 'Ik wil dat je hem van zijn bloed ontdoet en hem nog maar op het randje van het leven houdt. De prins mag hem niet vinden, anders loopt heel het plan in gevaar. Voor de rest mag je met hem doen wat jij wilt.' zei mijn bevelhebber en aaide belonend over mijn hoofd. Ik leunde naar de liefkozing toe. De opperbevelhebber liet zijn vingers over mijn wang gaan voor hij de kamer verliet. Ik stak een infuus in de jongen zijn arm en nam zo veel mogelijk bloed zodat hij in een coma gleed. Ik legde hem aan verschillende apparaten zodat ik gewaarschuwd zou worden wanneer er iets mis zou zijn. Voor nu zou ik hem laten rusten vanaf morgen beginnen we., dacht ik enthousiast

Een week ging voorbij

Alle testen liepen geweldig. Ik had nu een apparaat aan zijn hoofd vastgemaakt, dat zijn hersenactiviteit waarneemt en dat omzette in beelden. 'Goed, jongen. We zullen eens zien hoe je op dit reageert.' zei ik tegen hem ook al wist ik dat hij me niet kon horen. Ik spoot de inhoud in en ik zag meteen beelden die ik niet verwachte of het herinneringen waren of niet dat wist ik niet maar wat ik zag voorspelde niets goed voorwat mijn opperbevelhebber gepland had.

De hoeder van de prinsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu