Hoofdstuk 1 (oud)

0 0 0
                                    

Flashback:

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Flashback:

Ik was een gevallen engel. Mijn vleugels waren verscheurd en mijn lichaam gebroken.

Maar mijn ziel was onbuigbaar.


Het duurde maar een fractie van een seconde om me bewust te worden van de situatie.

De enige persoon wie ik lief had, bevond zich buiten op de bloten knieën in het zand. Donkerrode vloeistof welde op uit een minuscuul streep, die steeds groter werd en begon te vloeien als een waterval.

Mijn ogen lieten me niet toe om mijn blik af te wenden, dus bleef ik het stroompje volgen. Van een vuile huid - besmeurd met zwarte smurrie - naar een stof die nog grauwer kleurde en tot eindelijk de bruine - nu rode - korrels bereikten.
Het bloed verdween samen met de ziel, waarna het hoofd volgende.

En pas toen het lichaam de grond raakte hoorde ik het geschreeuw. Het weergalmde door de stad, de straten en mijn hoofd.

De bittere smaak in mijn mond en mijn droge keel wezen me erop dat ik degene was die gilde. Maar mijn bewust zijn was naar binnen gekeerd. Want de storm ging liggen en maakte plaats voor de stilte.

Dat was het moment dat ik eeuwige beloftes maakte.

Ze mochten mijn lichaam breken. Ze mochten me mee de dieperik in sleuren; een eindeloos zwart gat.

Maar ik zou niet vergeten.

Ik zou niet vergeten. Ik zou niet vergeven.
Want ik ben onbuigbaar.


***


Een week voor het optreden...


Hoofdstuk 1:

De hitte sloeg in als een tikkende bom. Het was één van de warmste dagen die ik ooit had gekend, maar dat hield de verschillende handelaars niet tegen. De marktkraampjes waren her en der opgesteld en verkopers schreeuwden luidkeels. Mensen liepen nieuwsgierig langs de kraampjes, glurend naar de mooie sieraden, specerijen en de gekste dingen die je je kon bedenken. Houten pilaren met grote stoffen lakens deden dienst als etalage waar ze de verschillende handelsgoederen uitstalden.

Iedereen was goed ingepakt tegen de zon. Hoofddoeken of sjalen waren rond hoofden gewikkeld en lange jurken of broeken waren vandaag de klederdracht. Degene die niet rondliepen stonden in de schaduw; ergens achter een hoekje of onder de opgehangen doeken, zichzelf toe wuivend met waaiers of kranten. Het maakte mij niet uit. Ik had een heel ander doel voor ogen.

Snel liep ik voorbij de markt, terug de schaduwen van de straten in en baande me een weg door de nauwe straatjes tot ik eindelijk op mijn bestemming was aangekomen.
Een donkergroen doek deed dienst als voordeur. Ik liep er onderdoor.
De kleine, donkere kamer lichte even op door de zonnestralen die samen met mij naar binnen glippten.

De ruimte moest niet veel voorstellen: de muren waren niet geschilderd en hadden nog die vuile grijze kleur, in de kleine ronde houten tafel zaten verschillende krassen en de houten krukjes waren wankel waardoor ze wiebelden en kraakten. Aan de rechterkant was er een kleine haard waar in de winter het haardvuur vrolijk knisperde, maar in de zomer was het al warm genoeg dus de haard zag er leeg en donker uit.
Ik liep verder naar binnen tot een vrouwelijke stem vanuit de keuken, de ruimte werd ingedragen.

'Eindelijk! Waar zat je?' Een oudere dame met sluik zwarte haren liep het vertrek in. De zwarte ogen die omringd waren met verschillende kraaienpootjes fixeerden zich op mij en haar mond vertrok tot een smalle streep.

'O Grote Goden... Wat is er met jou gebeurt? Je ziet er niet uit! Hup in bad!' Voor ik iets kon zeggen werd ik al richting de smalle houten trap geduwd.
'Ja ja. Ik ga al', zei ik al lachend. Mijn moeder was nooit het type geweest om mensen te laten uitpraten. Ze praatte zo veel.

Ik hield van haar, desondanks ze niet mijn biologische moeder was. Ze vond me toen ik jong was en nam me op in haar familie, dat nu de mijne is.
Niemand sprak haar tegen toen ze met me thuiskwam. Verstandig.

De glimlach bleef op mijn gezicht geplakt tot ik in de badkamer mijn spiegelbeeld zag. Mijn mama had gelijk; ik moest dringend in bad.
Mijn haren stonden alle kanten op, mijn gezicht was vuil met klevend zand en de kleuren van mijn kleren waren matter door het stof van de zanderige paden die doorheen de stad liepen.

Mijn spiegelbeeld staarde boos naar me terug.
Ik had mezelf nochtans goed ingepakt.
In de losse donkerbruine broek kon ik gemakkelijk bewegen en de zwarte blouse zou me beschermen tegen de zonnestralen. Een zwarte sjaal was rond mijn mond gewikkeld zodat je alleen mijn neus en hoger kon zien. Maar overal was er zand. Tja...
Als je in de woestijn woont moet je het maar gewoon worden zeker. In bad dan maar.

Een klein bad stond tegen de muur met een paar kaarsen die al half opgebrand waren. Ik stak ze aan voor de sfeer en weldra vulde de geur van jasmijn mijn neus.
Ik nam een diepe tuig. Dit was de favoriete geur van mijn moeder.

~•~

Het uur daarna genoot ik van het lauwe bad en maakte me klaar voor de avond. Toen ik eindelijk klaar was bekeek ik mezelf.

De jurk die ik droeg was ontzettend duur en gaf me het gevoel dat ik een edele was. Het paars satijn sloot nauw om mijn vrouwelijke vormen en was zo licht dat ik het gevoel had dat het bij het minste briesje zou wegvliegen.
Beide boordjes van het kleed waren gestikt met witte draad en vormden mooie krullen die naar boven kropen. En net boven mijn navel was een paars touw dat de twee lappen stof van mijn jurk samenhield.

Mijn - normaal opstandig - haar was deels naar achteren gebonden zodat ze mijn puntige oren goed zouden kunnen zien en ik had de witte bladvormige oorbellen in, die ik gekregen had van mijn broer.
De paarse kleur benadrukte niet alleen de kleur van mijn haar, maar ook de kleur van mijn ogen. En wees bovendien ook op mijn onmenselijkheid. Want ik ben een Fae.

Maar helaas verwarren sommige mensen ons met Pixies of elfen. En hoewel we op ze lijken, zijn we machtiger. Onze krachten komen sneller tot uiting en onze gedaantes zijn groter, menselijker. Nou ja, behalve de punt oren dan. Eigenlijk kun je ons ook Hoge Elven noemen.

Ons lichaam is ook meer resistent, maar niet onoverwinnelijk. Maar voor dat te compenseren hebben we allemaal wel een kracht, een gave. Dat varieert van het beheersen van natuurelementen tot het veranderen van vorm (Shapeshifter) of zelf nog gekkere dingen zoals bijvoorbeeld illusies oproepen.
Die van mij blijkt minder spectaculair te zijn als je bekijkt met wat ik ga optreden.

Toen ik eens diep had gezucht liep ik naar beneden. Mijn mama stond al onderaan de trap te wachten. Zuchtend, sloot ik haar in mijn armen en zo stonden we daar in een vervallen huis, in de schemering met alleen liefde die ons overeind hield.

Het laatste beetje licht begon al te verdwijnen toen ik aankwam bij een imposant herenhuis.
Het marmeren gebouw doemde dreigend op. De hoge muren en zuilen gaven lange schaduwen op de grond en de versieringen op de hevel waren hoogstens indrukwekkend.

Hier moest ik zijn.
Als ik door deze poort stap zal mijn leven veranderen, dacht ik. Die gedachte liet mijn bloed sneller door mijn lichaam stromen. Mijn mondhoeken krulden naar boven voordat ik vastberaden onder de poort door liep.

Ik wist toen nog niet dat het zó drástisch zou veranderen...


Ik ben Celeste Delarisse.

En dit is mijn verhaal.

Light In My Blood [On Hold]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu