We waren jong en onbevangen, de jaren 70 van de vorige eeuw woedde in alle hevigheid. De vrijheid lonkte. Toch zochten we ons eigen huisje en boompje. En dat vonden we op de negende verdieping van de flat aan de Constantijn Huijgenslaan, weliswaar ruim boven de boomgrens, maar goed, je bent jong en je wil wat! Of was 't: je bent wild en je jongt wat? Sorry, oud grapje. Hoe idyllisch is het leven van jonggetrouwden? Ook daar was nuancering op z'n plaats, maar dit terzijde. De verkeershinder van de Veerweg was geen aanbeveling om frequent gebruik te maken van het smalle balkon en de gaanderij aan de achterkant werd bevolkt door bemoeizuchtige buren.
Toch waren we onbezorgd, zeg maar gerust naïef, bereid om ons te storten in het volle leven. Zo leek ons een beest in huis wel gezellig. Maar dat viel tegen. Van kennissen die gingen scheiden, kregen we Kalle, een volbloed Dobermann pincher, die helaas super zenuwachtig was. Wat erger was, hij was ook nog bijterig. Hij vrat de stijlen uit de deur, blafte om het minste of geringste. Hij was niet te houden. We deden 'm van de hand, zij het met moeite. 't Deed pijn!
Via kennissen in Dordrecht kregen we te horen dat we een kat konden overnemen. We gingen erop af. 't Bleek een jonge kater te zijn, die geboren was in 't Wantijpark. Een zeer actief beestje, dat echter het bezadigde leventje van de huiskat, die er al was, moeilijk maakte. Hij heette Gijs. Of hij 't begreep, weet ik niet, maar hij kwam direct op ons af en keurde ons goed als toekomstige hospita's. We namen 'm mee.
Gijs was een buitenkat en dat merkten we onmiddellijk. Zodra hij kans zag, smeerde hij 'm via het balkon. Om 'm 3 buren ver te gaan vangen was niet doenlijk. Uit zichzelf terugkomen, deed Gijs ook niet, ja pas na uren kwam hij terug, doodgemoedereerd en uitstralend dat hij die herrie om hem heen maar overdreven vond. We maakten de vluchtroute via het balkon onmogelijk met als gevolg dat de zitbank 't moest ontgelden. De door ons aangeschafte dierverantwoordelijke krabpaal werd door his majesty volledig genegeerd.
Die vakantie gingen we varen met ons Beenakkertje, 5 meter lang, voorzien van een Mercury buitenboordmotor van 10 pk. Gezien de beperkte ruimte aan boord waren we blij dat we Gijs op logeren konden sturen naar mijn zus, die een eengezinswoning met tuin had. Terug van vakantie troffen we Gijs op onze flat aan. Mijn zus vertelde hoe Gijs bij haar had huis gehouden. Hij rende door de kamer, vloog in de gordijnen en gebruikte het meubilair om zijn nagels te scherpen. Wijselijk bracht mijn zus hem na één dag ergernis terug naar onze flat en kwam hem in het vervolg dagelijks van eten en drinken voorzien. In onze ruime eetkeuken kon hij minder schade. Hoewel, de koelkast moest met een touw worden dichtgebonden, want Gijs kreeg 'm anders wel open!
We kochten een huisje in het Bosch, langs de dijk. Het huis, waarin de vrienden van mijn tante ooit nog eens gewoond hadden. Het dijkpandje stamde uit 1921. Het had een onderhuis, aan de achterkant was een aardige tuin. Het was voor onze kat Gijs een waar paradijsje. Hij zwierf eindeloos door de buurt, vocht met andere katten en spoedig had hij zich opgewerkt tot de ongenaakbare koning van de buurt. Zelfs de honden hadden heilig ontzag voor hem.
Gijs jaagde op alles wat bewoog. Een van de buren had een landje met boerenkool. Dat grensde aan ons achterpad dat ik elke ochtend afliep op weg naar mijn werk. Gijs liep vaak met me mee tot aan het poortje dat toegang gaf tot de brandgang van de Boomgaardstraat. Hij inspecteerde de omgeving op onregelmatigheden, die hij absoluut niet duldde in zijn koninkrijkje. Dat bleek die keer toen hij plotseling verstijfde en vervolgens met een geweldige sprong tussen de boerenkool verdween. Niet voor lang, hij had een konijn te pakken en probeerde het bij de staart tussen de boerenkolen uit te trekken. Het konijn zat even versteend, maar trapte zich los en huppelde het landje weer in. Hij was net een maatje te groot voor onze kater Gijs, die trouwens onverstoorbaar zijn inspectietocht vervolgde. 't Leek wel of Gijs best tevreden was over zijn actie, die zijn suprematie over de buurt bevestigde. Hij snorde dat 't een lust was, even meende ik zelf een brede smile te zien.
De zomer kwam, het vaarseizoen brak weer aan en Gijs ging mee varen, met ons Beenhakkertje de Merwelanden in. Meestal voeren we door tot we niet verder konden. We legden aan in de Sneepkil. Gijs stond ongeduldig op de voorplecht en sprong als eerste van het bootje af. Het bootje afmeren werd door mij uiterst secuur uitgevoerd, als ware het de Queen Elisabeth. Ik sloeg pinnen in de grond, gooide voor en achter een anker uit. Zo, we lagen als een blok zo vast. Gijs had inmiddels al zijn eerste muis gevangen en stapte samen met mij weer aan boord; daar legde hij de buit neer voor mijn voeten. Hij vond 't raar dat wij het maar zo zo vonden. De Sneepkil vormde het ideale viswater, vooral tegen het einde van de eb. Ik gooide dus menigmaal een hengeltje uit, nauwlettend gade geslagen door Gijs. Bij het eerste visje dat ik ving, kon Gijs zich niet inhouden en nam een sprong naar de spartelende waterbewoner. Mis! Ik trok het visje net voor z'n neus weg. Gijs plonsde overboord. Wat nu? Dat loste zich gelukkig van zelf op: Gijs zwom naar de oever, klauterde de kant op en liet zich de eerste uren niet meer zien. Hé, hé, eindelijk rust!
Wordt vervolgd
JE LEEST
Gijs
Historical FictionGijs, onze kat, speelde een belangrijke rol in ons leven. Hij was een kater van de oude stempel, die ons als huisgenoten geduldig verdroeg en ons waardeerde voor de zorg die we aan hem besteedde. Een glimp van zijn liefde voor ons gezin was bij wijl...